Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe PS Updates aan.
Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, die te raadplegen zijn via de hyperlinks onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.
Hoger beroep tegen afwijzing voorlopig deskundigenbericht slaagt.
Hoger beroep afwijzing voorlopig deskundigenbericht. Mevrouw is door een voertuig van achteren aangereden waarna onder meer nekklachten zijn ontstaan. Tussen de vrouw en de verzekeraar is discussie over het causaal verband, mede in het licht van een tweetal geweldsincidenten die na het ongeval hebben plaatsgevonden. Op gezamenlijk verzoek heeft buitengerechtelijk een neurologisch expertise plaatsgevonden. In een deelgeschilprocedure is geoordeeld dat dit rapport (nog) onvoldoende onderbouwing geeft voor de stelling dat de klachten van de vrouw in volle omvang zijn toe te rekenen aan het ongeval. Door de verzekeraar zijn de buitengerechtelijke onderhandelingen gestaakt, waarna de vrouw een verzoekschrift tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht heeft ingediend bij de rechtbank. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen. Volgens het hof dient de rechter een verzoek om een voorlopig deskundigenonderzoek in beginsel te gelasten, mits het daartoe strekkende verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Een aan die vereisten voldoende verzoek kan worden afgewezen indien de rechter op grond van in zijn beslissing te vermelden feiten en omstandigheden van oordeel is dat sprake is van onvoldoende belang, strijd met de eisen van een goede procesorde, misbruik van bevoegdheid of een ander, zwaarwichtig geoordeeld bezwaar. Het hof is van oordeel dat het verzoek van de vrouw ter zake dienend en voldoende concreet is en voldoet aan de daaraan volgens artikel 203 Rv te stellen vereisten. In de beschikking van 4 november 2021 heeft de deelgeschilrechter geoordeeld dat – kort gezegd – causaal verband op basis van het rapport van de deskundige nog niet kan worden aangenomen zodat de vrouw dus belang heeft bij een nieuw onderzoek. Wel benoemt het hof een andere deskundige dan door verzoeker is voorgesteld. Het hof is voornemens de IWMD-vraagstelling aan de deskundige voor te leggen en is van opvatting dat de deskundige de medische voorgeschiedenis en de twee geweldsincidenten die zich hebben voorgedaan na het ongeval bij het onderzoek dient te betrekken. Partijen mogen zich uitlaten over de vraagstelling en de kostenbegroting (PS 2024-0526).
Smartengeld: (nog) geen aansluiting bij ‘De Rotterdamse schaal’.
Strafrecht. Verdachte krijgt een gevangenisstraf van 24 maanden en tbs met voorwaarden voor de zware mishandeling van een politieagent in de uitoefening van zijn bediening. De politieagent heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. Bij de hoogte van de immateriële schade heeft hij aansluiting gezocht bij ‘De Rotterdamse Schaal’. Volgens hem voldoet hij ten minste aan de categorie ‘minder ernstig hersenletsel’. Het gevorderde bedrag is gesteld op het maximum binnen die categorie: € 28.000. Volgens de rechtbank kan ‘De Rotterdamse Schaal’ niet zonder meer worden toegepast nu ‘De Rotterdamse Schaal’ zich nog in de consultatiefase bevindt. De rechtbank matigt het bedrag tot € 20.000 (PS 2024-0533).
Toeslagenaffaire en deelgeschil.
Een vrouw heeft als gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire over de jaren 2006 t/m 2009 te maken gekregen met terugvorderingen van kinderopvangtoeslag voor een bedrag van in totaal ruim € 82.000. De vrouw ervaart als gevolg hiervan onder meer burn-outklachten en andere psychische klachten. De vrouw heeft een definitieve compensatiebeschikking ontvangen van de Belastingdienst/Toeslagen. Zij stelt dat haar werkelijke materiële schade veel hoger is en is tegen deze compensatiebeschikking in bezwaar gegaan. De vrouw verzoekt nu om in deelgeschil de Staat te bevelen om medewerking te verlenen aan de inschakeling van een of meer onafhankelijke deskundigen en om betaling van een voorschot op de vergoeding van de schade van de vrouw. De rechtbank is van oordeel dat nu er sprake is van een bestuursrechtelijk pad dat de vrouw en de Staat volgen en het feit dat er geen civielrechtelijke route loopt op dit moment, maakt dat de zaak zich nu niet leent voor de deelgeschilprocedure. Er vindt ook geen omzetting naar een voorlopigdeskundigenberichtprocedure plaats. Dit betekent dat de verzoeken van de vrouw worden afgewezen. Het verzoek is gelet op de omstandigheden onnodig en onterecht ingesteld. Begroting van kosten blijven achterwege omdat een deelgeschil niet de geëigende weg is en dat voor de gespecialiseerde advocaat van de vrouw bekend had moeten zijn (PS 2024-0534).
Literatuur
Hier vindt u het overzicht van de literatuur die sinds de vorige nieuwsbrief is verschenen.
M.W. Knigge & K. Redeker-Gieteling, ‘De Implementatiewet zesde richtlijn motorrijtuigenverzekering; de gevolgen voor de Nederlandse WAM’, VR 2024/110.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps-updates@boom.nl.
Met vriendelijke groet,
Ilona van der Zalm & Armin Vorsselman
PS Updates
Hof
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Strafrecht. Het hof veroordeelt de verdachte ter zake van doodslag en verboden wapenbezit tot een gevangenisstraf van acht jaar. Het hof kent de moeder van het slachtoffer affectieschade ter hoogte van € 20.000 toe. De moeder krijgt ook € 40.000 toegekend aan shockschade. Zij was aanwezig in de woning toen haar dochter geraakt werd door een kogel en heeft haar ernstig gewonde dochter aangetroffen in de slaapkamer. Als gevolg van deze gebeurtenissen is ze gediagnosticeerd met een posttraumatische stressstoornis. De zus van het slachtoffer krijgt geen affectieschade toegekend omdat zij volgens de wet niet voor een vergoeding van affectieschade in aanmerking komt. Het beroep op de hardheidsclausule ex artikel 6:107 lid 2 aanhef en onder g BW slaagt niet. De zus krijgt ook geen schokschade toegekend. Ze was niet aanwezig in de woning, maar heeft het lichaam van haar zus wel gezien in het mortuarium. Deze confrontatie was echter niet onverhoeds. Verder is er onvoldoende onderbouwd dat het gestelde geestelijk letsel van de zus het gevolg is van de confrontatie met het lichaam van haar zus. 13-11-2024
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Politieagent komt met zijn motor ten val in een bocht met recent aangebrachte splitlaag. De vraag is of de gemeente als wegbeheerder aansprakelijk is voor de schade aan de politiemotor. Het hof komt tot dezelfde conclusie als de kantonrechter, namelijk dat de gemeente voldoende heeft ondernomen, in de vorm van het aanbrengen van adequate waarschuwingsborden, voor de weggebruiker om op het slipgevaar te anticiperen. 05-11-2024
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Vervolg hoger beroep van tussenvonnis na verwijzing (Fjordenpaarden-arrest). Het hof stelt dat door de verzekeringnemer, de organisator van de paardenritten, niet aan de voorwaarden van de verhuurclausule werd voldaan, waardoor de verzekeraar in beginsel het recht heeft om zich te beroepen op het ontbreken van polisdekking. De vraag of een beroep op de verhuurclausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, ex artikel 6:248 lid 2 BW beantwoordt het hof ontkennend. Voor de verzekeringnemer was het voldoende duidelijk dat de verhuurclausule onverminderd gold voor een buitenrit op verhuurde paarden. Bij deze verhuurclausule had de verzekeraar een uitgesproken belang. De stelling van de verzekeringnemer dat het ongeval ook plaats had gevonden als er wel was voldaan aan de verhuurclausule is niet vast komen te staan. De verzekeraar heeft een inspectie gedaan bij het bedrijf van de verzekeringnemer, maar toen vonden er nog geen manegeactiviteiten plaats. De verzekeraar kon dus niet weten wat de bedrijfsvoering van de verzekeringnemer inhield waar het activiteiten met paarden betrof. Verder heeft de verzekeraar de verplichting om ervoor te zorgen dat de dekking aansloot op de bedrijfsvoering van de verzekeringnemer niet geschonden. 05-11-2024
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Hoger beroep afwijzing voorlopig deskundigenbericht. Mevrouw is door een voertuig van achteren aangereden waarna onder meer nekklachten zijn ontstaan. Tussen de vrouw en de verzekeraar is discussie over het causaal verband, mede in het licht van een tweetal geweldsincidenten die na het ongeval hebben plaatsgevonden. Op gezamenlijk verzoek heeft buitengerechtelijk een neurologisch expertise plaatsgevonden. In een deelgeschilprocedure is geoordeeld dat dit rapport (nog) onvoldoende onderbouwing geeft voor de stelling dat de klachten van de vrouw in volle omvang zijn toe te rekenen aan het ongeval. Door de verzekeraar zijn de buitengerechtelijke onderhandelingen gestaakt, waarna de vrouw een verzoekschrift tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht heeft ingediend bij de rechtbank. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen. Volgens het hof dient de rechter een verzoek om een voorlopig deskundigenonderzoek in beginsel te gelasten, mits het daartoe strekkende verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Een aan die vereisten voldoende verzoek kan worden afgewezen indien de rechter op grond van in zijn beslissing te vermelden feiten en omstandigheden van oordeel is dat sprake is van onvoldoende belang, strijd met de eisen van een goede procesorde, misbruik van bevoegdheid of een ander, zwaarwichtig geoordeeld bezwaar. Het hof is van oordeel dat het verzoek van de vrouw ter zake dienend en voldoende concreet is en voldoet aan de daaraan volgens artikel 203 Rv te stellen vereisten. In de beschikking van 4 november 2021 heeft de deelgeschilrechter geoordeeld dat – kort gezegd – causaal verband op basis van het rapport van de deskundige nog niet kan worden aangenomen zodat de vrouw dus belang heeft bij een nieuw onderzoek. Wel benoemt het hof een andere deskundige dan door verzoeker is voorgesteld. Het hof is voornemens de IWMD-vraagstelling aan de deskundige voor te leggen en is van opvatting dat de deskundige de medische voorgeschiedenis en de twee geweldsincidenten die zich hebben voorgedaan na het ongeval bij het onderzoek dient te betrekken. Partijen mogen zich uitlaten over de vraagstelling en de kostenbegroting. 24-10-2024
Rechtbank
- Rechtbank Rotterdam Strafrecht. Slachtoffer is ernstig gewond geraakt bij een schietpartij en uiteindelijk aan zijn verwondingen overleden in het ziekenhuis. Het schietincident heeft voor de woning van de moeder van het slachtoffer plaatsgevonden. De moeder heeft vervolgens haar zoon gereanimeerd, de schotwond dichtgedrukt en gezien hoe haar zoon voor zijn leven vocht. Gezien deze omstandigheden wordt aan de moeder een bedrag van € 20.000 euro schokschade toegekend en eenzelfde bedrag aan affectieschade. 08-11-2024
- Rechtbank Gelderland Strafrecht. Verdachte krijgt een gevangenisstraf van 24 maanden en tbs met voorwaarden voor de zware mishandeling van een politieagent in de uitoefening van zijn bediening. De politieagent heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. Bij de hoogte van de immateriële schade heeft hij aansluiting gezocht bij ‘De Rotterdamse Schaal’. Volgens hem voldoet hij ten minste aan de categorie ‘minder ernstig hersenletsel’. Het gevorderde bedrag is gesteld op het maximum binnen die categorie: € 28.000. Volgens de rechtbank kan ‘De Rotterdamse Schaal’ niet zonder meer worden toegepast nu ‘De Rotterdamse Schaal’ zich nog in de consultatiefase bevindt. De rechtbank matigt het bedrag tot € 20.000. 05-11-2024
- Rechtbank Noord-Holland Deelgeschil. Tijdens het fietsen is het frame van de fiets van een vrouw doormidden gebroken. Zij stelt dat zij door haar val letselschade heeft opgelopen. De vrouw vraagt de rechtbank om voor recht te verklaren dat Hermann Hartje (HH) en 4Ever als producenten aansprakelijk zijn voor de geleden schade. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een gebrek aan het frame van de fiets. Het frame is spontaan gebroken en de vrouw gebruikte de fiets op normale wijze. HH kan volgens de rechtbank als producent worden beschouwd en is dus aansprakelijk voor de schade van de vrouw op grond van artikel 6:185 BW. 4Ever kan niet als producent van het frame worden aangemerkt nu zij de fiets niet op de markt heeft gebracht en is dus niet aansprakelijk voor de schade van de vrouw. Ook is 4Ever (in dit deelgeschil) niet aansprakelijk te achten op de grondslag van een onrechtmatige daad, nu zij onbetwist heeft gesteld dat zij het frame heeft ontvangen terwijl het al was gelast en een verkeerde lasnaad, die op het moment van het ontvangen van het frame niet (kennelijk) zichtbaar was, de oorzaak is geweest van het ongeval. 31-10-2024
- Rechtbank Amsterdam Een man heeft een stilstaande bestelbus aangereden met de BMW van zijn partner, die een eenmanszaak heeft. Deze BMW is door de eenmanszaak verzekerd bij Allianz conform de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM). Allianz heeft vervolgens een schadevergoeding uitbetaald aan de zaak van zijn partner (cascoschade) en aan de eigenaar van de bestelbus en wil deze vergoeding nu verhalen op de man nu hij bij de aanrijding een hoger dan wettelijk toegestaan alcoholpromillage in zijn bloed had. Onder die omstandigheid is dekking onder de polisvoorwaarden uitgesloten volgens Allianz. Volgens de kantonrechter is de dekking in het onderhavige geval inderdaad uitgesloten. De uitsluiting van dekking bij rijden onder invloed is een veelvoorkomend en in de praktijk geaccepteerde voorwaarde en dus niet onredelijk bezwarend in de zin van artikel 6:233 aanhef en onder a BW. Het betoog van de man dat een derde in het verkeer veroorzaker van het ongeval zou zijn staat los van het geschil. De man heeft immers nog steeds artikel 8 lid 2 aanhef en onder a Wegenverkeerswet 1994 en artikel 7 van de polisvoorwaarden overtreden. Onder de gegeven omstandigheden kan Allianz haar verhaalsrecht uit artikel 15 lid 1 WAM uitoefenen. De kantonrechter veroordeelt de man tot betaling van de door Allianz uitgekeerde schadevergoedingen. 25-10-2024
- Rechtbank Midden-Nederland Een vrouw heeft als gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire over de jaren 2006 t/m 2009 te maken gekregen met terugvorderingen van kinderopvangtoeslag voor een bedrag van in totaal ruim € 82.000. De vrouw ervaart als gevolg hiervan onder meer burn-outklachten en andere psychische klachten. De vrouw heeft een definitieve compensatiebeschikking ontvangen van de Belastingdienst/Toeslagen. Zij stelt dat haar werkelijke materiële schade veel hoger is en is tegen deze compensatiebeschikking in bezwaar gegaan. De vrouw verzoekt nu om in deelgeschil de Staat te bevelen om medewerking te verlenen aan de inschakeling van een of meer onafhankelijke deskundigen en om betaling van een voorschot op de vergoeding van de schade van de vrouw. De rechtbank is van oordeel dat nu er sprake is van een bestuursrechtelijk pad dat de vrouw en de Staat volgen en het feit dat er geen civielrechtelijke route loopt op dit moment, maakt dat de zaak zich nu niet leent voor de deelgeschilprocedure. Er vindt ook geen omzetting naar een voorlopigdeskundigenberichtprocedure plaats. Dit betekent dat de verzoeken van de vrouw worden afgewezen. Het verzoek is gelet op de omstandigheden onnodig en onterecht ingesteld. Begroting van kosten blijven achterwege omdat een deelgeschil niet de geëigende weg is en dat voor de gespecialiseerde advocaat van de vrouw bekend had moeten zijn. 04-09-2024
- Rechtbank Midden-Nederland Tussenvonnis. Een man, ervaren in de vechtsport jiujitsu, nam deel aan een door een Judo Bond Nederland (JBN) georganiseerde jiujitsuwedstrijd waarbij hij knieletsel opliep tijdens een wedstrijd tegen een zwaardere tegenstander. De man vordert een schadevergoeding van JBN omdat JBN hem niet heeft geïnformeerd over de samenvoeging van de gewichtsklassen. De rechtbank is van oordeel dat als de JBN bij deze wedstrijden verschillende gewichtsklassen samenvoegt, hij een zorgplicht heeft om deelnemers daarover te informeren. De rechtbank acht voorshands aannemelijk dat de JBN niet heeft voldaan aan deze zorgplicht maar laat de JBN toe tot het leveren van tegenbewijs dat hij de deelnemers heeft geïnformeerd. Als niet komt vast te staan dat de JBN de man heeft geïnformeerd, is de JBN aansprakelijk voor de geleden schade. 22-05-2024
- Rechtbank Gelderland Een vrouw heeft een ziekenhuis aansprakelijk gesteld vanwege delay bij het vaststellen van het caudasyndroom bij haar. Een neuroloog heeft een medisch advies uitgebracht in opdracht van de aansprakelijkheidsverzekeraar van het ziekenhuis met de conclusie dat er geen sprake is geweest van onzorgvuldig handelen. Het ziekenhuis verzoekt nu de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht te gelasten door een neuroloog. De vrouw wil ook een deskundigenbericht, maar is het niet eens met het ziekenhuis over welke vragen er gesteld moeten worden. De rechtbank beveelt een onderzoek door een deskundige en formuleert de vraagstelling. De kosten moeten worden gedragen door de verzoekende partij, in dit geval het ziekenhuis.