Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe PS Updates aan.
Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, die te raadplegen zijn via de hyperlinks onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.
Toeslagenaffaire en voorlopig deskundigenbericht toegewezen.
Bij vonnis van 25 april 2023 heeft deze rechtbank voor recht verklaard dat de Staat jegens verzoekers onrechtmatig heeft gehandeld met betrekking tot de vaststellingsbesluiten en de terugvorderingsbesluiten van de kinderopvangtoeslag. Verzoekers hebben in deze procedure bevestigd dat zij weloverwogen de keuze hebben gemaakt om de door hen geleden schade via de civielrechtelijke weg te verhalen en dat zij geen gebruik wensen te maken van het bestuursrechtelijke compensatietraject. Verzoekers zijn het vertrouwen kwijt in door de Staat ingeschakelde schade-expert en willen hun schade laten inventariseren door een onafhankelijke deskundige. Verzoekers vragen om een voorlopig deskundigenbericht met benoeming van een psychiater en een arbeidsdeskundige. De Staat voert hiertegen verweer. De rechtbank is van oordeel dat de ouders, slachtoffers van de toeslagaffaire, voldoende concrete feiten hebben gesteld die een toewijzing van het verzoek voor henzelf kunnen rechtvaardigen. Wel wordt eerst een psychiater benoemd en daarna een arbeidsdeskundige. Hoewel (nog) niet vaststaat dat de Staat ook onrechtmatig heeft gehandeld jegens de kinderen wijst de rechtbank het verzoek tot het benoemen van een psychiater toe. Het verzoek tot het benoemen van een arbeidsdeskundige is voorbarig en niet doelmatig en wordt dus afgewezen. De rechtbank formuleert een vraagstelling en laat partijen toe zich uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige (PS 2024-0539).
Literatuur
Hier vindt u het overzicht van de literatuur die sinds de vorige nieuwsbrief is verschenen.
Y. Bosschaart, annotatie JA bij: ‘Rechtbank Amsterdam 18 september 2024, nrs. C/13/711193 / HA ZA 21-1078 en C/13/722782 / HA ZA 22-740, ECLI:NL:RBAMS:2024:5665’, JA 2024/161 (Onvoorzienbare schade als gevolg van verspreiding bacterie in redelijkheid niet toerekenbaar)
E.J Wervelman, annotatie JA bij: ‘Gerechtshof Den Haag 10 september 2024, nr. 200.320.007/01, ECLI:NL:GHDHA:2024:1517’, JA 2024/169 (Geen opzet tot misleiding, vaststelling beroep van verzekerde bij beoordeling claim op arbeidsongeschiktheidsverzekering en taakverschuivingsclausule)
E.L. Teichert, annotatie JA bij: ‘Rechtbank Oost-Brabant zp ’s-Hertogenbosch 14 augustus 2024, nr. C/01/382547 / HA ZA 22-314, ECLI:NL:RBOBR:2024:3683’, JA 2024/172 (Invulling van de uitsluiting ‘bestuurder/bediener van werkmaterieel’ van een WAM-polis)
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps-updates@boom.nl
Met vriendelijke groet,
Ilona van der Zalm & Armin Vorsselman
PS Updates
Hof
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Mensenrechten. BNNVARA heeft een uitzending gemaakt waarbij aandacht wordt besteed aan de rol van meneer en mevrouw, bij het ontduiken van sancties tegen Iran. Zij stellen zich op het standpunt dat door de uitzending hun eer en goede naam zijn aangetast, wat onrechtmatig is, en dat hun recht op eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer in de gegeven omstandigheden zwaarder moet wegen dan het recht van BNNVARA op vrijheid van meningsuiting. Zij vorderen daarom een verbod op de uitzending. Dit gevorderde verbod beperkt het recht op vrije meningsuiting van BNNVARA. Daarmee gaat het in deze zaak om een botsing tussen twee gelijkwaardige grondrechten. Bij de beantwoording van de vraag welk recht zwaarder weegt, moeten de wederzijdse belangen worden afgewogen. De inbreuk op het andere recht moet daarnaast ook voldoen aan de noodzakelijkheidstoets van artikel 8 lid 2 EVRM dan wel artikel 10 lid 2 EVRM. Bij de belangenafweging dient gekeken te worden naar de omstandighedencatalogus. Het hof stelt op basis van het feitenmateriaal vast dat de rol van de man en vrouw bij de sanctieontduiking veel beperkter was dan de rol die BNNVARA stelt. Daarbij betrekt het hof het gezag van BNNVARA als onderzoeksprogramma. Dit leidt tot de conclusie dat het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en bescherming van de eer en goede naam in dit geval zwaarder weegt dan het eveneens zwaarwegende belang van BNNVARA. Het hof gebiedt BNNVARA de uitzending offline te halen en te houden. 19-11-2024
- Gerechtshof Amsterdam Tussenarrest. Appellant (werknemer) werkte bij bouwbedrijf (werkgever) als timmerman. De werknemer is op de werkplaats aangereden. De werknemer stelt dat hij als gevolg hiervan lijdt aan ernstige lichamelijke klachten en hij houdt het bouwbedrijf aansprakelijk voor de schade. De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen en geoordeeld dat niet vast is komen te staan dat de klachten (deels) een gevolg zijn van het bedrijfsongeval. Het hof is van oordeel dat de arbeidsrechtelijke omkeringsregeling in dit geval niet van toepassing is. Er is namelijk geen sprake van een beroepsziekte en daarnaast is de kans dat de gezondheidsschade is ontstaan door het ongeval te klein om de omkeringregeling te laten gelden. Het hof acht een nader medisch deskundigenbericht nodig voor een verdere beoordeling van de vordering. 29-10-2024
Rechtbank
- Rechtbank Rotterdam Strafrecht. Een man heeft op klaarlichte dag in het centrum van Rotterdam het slachtoffer meermaals met een machete gestoken en op het slachtoffer ingehakt. Het slachtoffer is aan zijn verwondingen overleden. De man wordt veroordeeld voor doodslag. Aan de moeder en partner, die in het ziekenhuis zijn geconfronteerd met de verwondingen aan het lichaam van het slachtoffer, wordt shockschade toegekend. Het immateriële deel wordt begroot op € 35.000. Aan de partner wordt daarnaast affectieschade toegewezen tot een bedrag van € 20.000. Aan de moeder en de vader wordt affectieschade toegewezen tot een bedrag van € 17.500. 20-11-2024
- Rechtbank Gelderland Deze zaak gaat over zwangerschapsdiscriminatie. Het is de vraag of de arbeidsovereenkomst door de werkgever niet is verlengd in verband met de zwangerschap van de werkneemster. De werkneemster heeft genoeg gesteld om zwangerschapsdiscriminatie te vermoeden en de werkgever heeft niet bewezen dat het anders is. Er is volgens de kantonrechter sprake geweest van verboden onderscheid bij het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst. De werkgever heeft daarom ernstig verwijtbaar gehandeld, waardoor de werkneemster recht op schadevergoeding heeft. Bij bepaling van de hoogte van de billijke schadevergoeding moet rekening worden gehouden met de omstandigheden van het geval en de door de Hoge Raad in de New Hairstyle-beschikking genoemde gezichtspunten. De kantonrechter wijst vergoeding van inkomstenverlies toe van € 8.793,84 bruto. Discriminatie is een ernstige normschending. De kantonrechter is van oordeel dat de werkneemster door die normschending recht heeft op een immateriële schadevergoeding en stelt deze op grond van de omstandigheden van dit geval naar billijkheid vast op een bedrag van € 2.500 bruto. 14-11-2024
- Rechtbank Amsterdam Een docente is werkzaam als zzp’er in opdracht van Stichting Eye Filmmuseum (Eye). Zij zat aan de zijkant van het klaslokaal op een stoel achter een computerscherm. Een leerling is het lokaal binnengekomen, de docent is opgestaan en heeft zich omgedraaid. Hierbij is zij met een voet achter (het opstaande deel van) een poot van een zitbank die zich achter haar bevond blijven haken en voorover gevallen. De bank is omgevallen en op de linkerpink terechtgekomen, die daardoor is verbrijzeld. De docent stelt dat er sprake is van aansprakelijkheid op grond van art. 7:658 lid 4 BW. Volgens de kantonrechter is, gezien de in het geding overgelegde foto, geen sprake van een evident gevaarlijke situatie met het oog waarop Eye maatregelen had moeten treffen of instructies had moeten geven. Hoe ongelukkig de val van de docente ook voor haar is uitgepakt, kan naar het oordeel van de kantonrechter niet worden gezegd dat Eye ter zake enig verwijt treft. De kantonrechter wijst het verzoek van de docent af. 12-11-2024
- Rechtbank Overijssel Bij vonnis van 25 april 2023 heeft deze rechtbank voor recht verklaard dat de Staat jegens verzoekers onrechtmatig heeft gehandeld met betrekking tot de vaststellingsbesluiten en de terugvorderingsbesluiten van de kinderopvangtoeslag. Verzoekers hebben in deze procedure bevestigd dat zij weloverwogen de keuze hebben gemaakt om de door hen geleden schade via de civielrechtelijke weg te verhalen en dat zij geen gebruik wensen te maken van het bestuursrechtelijke compensatietraject. Verzoekers zijn het vertrouwen kwijt in door de Staat ingeschakelde schade-expert en willen hun schade laten inventariseren door een onafhankelijke deskundige. Verzoekers vragen om een voorlopig deskundigenbericht met benoeming van een psychiater en een arbeidsdeskundige. De Staat voert hiertegen verweer. De rechtbank is van oordeel dat de ouders, slachtoffers van de toeslagaffaire, voldoende concrete feiten hebben gesteld die een toewijzing van het verzoek voor henzelf kunnen rechtvaardigen. Wel wordt eerst een psychiater benoemd en daarna een arbeidsdeskundige. Hoewel (nog) niet vaststaat dat de Staat ook onrechtmatig heeft gehandeld jegens de kinderen wijst de rechtbank het verzoek tot het benoemen van een psychiater toe. Het verzoek tot het benoemen van een arbeidsdeskundige is voorbarig en niet doelmatig en wordt dus afgewezen. De rechtbank formuleert een vraagstelling en laat partijen toe zich uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige. 11-11-2024
- Rechtbank Den Haag Tussenvonnis. Verzoeker is werkzaam geweest als militair, hij heeft als gevolg van zijn uitzending PTSS opgelopen. Er bestaat onduidelijkheid over het ontstaansmoment van de klachten en beperkingen die zijn ontstaan door de PTSS. De man verzoekt een nieuw voorlopig deskundigenbericht, omdat de rapportage van het UWV een later ontstaansmoment hanteert dan dat hij wenst te hanteren. Er is echter geen medische informatie over de periode waarop het verzoek ziet. Dit maakt het onduidelijk of de te benoemen psychiater de vragen van partijen kan beantwoorden op basis van de beschikbare gegevens (vooral verklaringen van de betrokkene zelf en mensen uit zijn omgeving) en de door de beroepsgroep gestelde onderzoekseisen. Dit zal de deskundige zelf moeten beoordelen. Dat er geen betrouwbaar of zinvol onderzoek kan plaatsvinden is op voorhand onvoldoende duidelijk. Maar is geen reden om het verzoek op die grond af te wijzen. 07-11-2024
- Rechtbank Oost-Brabant Deelgeschil. Meneer is in 2010 aangereden op zijn motor door een bestuurder van een personenauto die geen voorrang verleende. De verzekeraar heeft de aansprakelijkheid erkend met een gezamenlijk overeengekomen eigen schuld van 10%. Echter twisten de partijen nog over of de neurocognitieve klachten die de man sinds het ongeval ervaart hun oorzaak vinden in het ongeval, of in de depressie van de man. De rechtbank volgt een van de deskundigenrapporten en stelt dat uitgegaan kan worden van een neurocognitieve stoornis door traumatisch hersenletsel als gevolg van het ongeval, wat reactief heeft geleid tot een depressie en een paniekstoornis. Geen neurologisch substraat. 100% vergoedingsplicht ten aanzien van kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW op grond van de billijkheidscorrectie van artikel 6:101 lid 1 BW. 06-11-2024
- Rechtbank Gelderland Deelgeschil over inzage in de medische stukken. Benadeelde is als bestuurder van een auto van achteren aangereden, heeft hier een kneuzing aan haar rug aan overgehouden en stelt door het ongeval psychosomatische problematiek te ervaren. Het Wbf stelt dat de bij benadeelde vastgestelde pre-existent (dermate overgewicht met als gevolg een gastric bypass-operatie) ook deze problematiek kan opleveren. Het Wbf vraagt om medische informatie, benadeelde wil deze niet delen. Afwegen privacybelang van benadeelde en het belang bij het inzien van medische informatie. Laatstgenoemde weegt gelet op de omstandigheden in dit geval zwaarder; wel dient steeds gekeken te worden naar de proportionaliteit van het informatieverzoek (benadeelde dient de medische informatie van drie maanden voorafgaande aan de operatie te verstrekken, niet van twee jaar). 17-10-2024
- Rechtbank Noord-Nederland Regres. Een werknemer van Scania is geëlektriseerd na het vervangen van een kettingkabel. Scania is als werkgever aansprakelijk en de verzekeraar van Scania heeft de schade aan de werknemer vergoed en heeft in totaal € 1.055.956 uitgekeerd. Scania en haar verzekeraar hebben een vaste aannemer van Scania aansprakelijk gesteld stellende dat een monteur van de aannemer fouten heeft gemaakt bij het vervangen van de kettingtakel, dertien dagen voor het ongeval. Zij stellen dat de aannemer hoofdelijk aansprakelijk is jegens de werknemer van Scania en dat de aannemer in de onderlinge verhouding tussen Scania en de aannemer volledig draagplichtig is. De rechtbank oordeelt dat onvoldoende is komen vast te staan wat er op de dag van het ongeval precies is gebeurd en wie het ongeluk heeft veroorzaakt. Op basis daarvan staat niet vast dat de monteur een fout heeft gemaakt. Ook heeft Scania c.s. niet aannemelijk gemaakt dat de maatschappelijke zorgvuldigheid vereist dat de (monteur van de) aannemer na het uitvoeren van de klus een veiligheidsinspectie aan de elektrische installatie had moeten verrichten conform een NEN-norm. Er kan dan ook jegens de werknemer van Scania geen gepleegde onrechtmatige daad worden vastgesteld, zodat de vordering van Scania c.s. wordt afgewezen. 30-08-2023
Antillen
- Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba Een aanrijding tussen een auto en motorfiets heeft plaatsgevonden op Aruba. De WA-verzekeraar van de bestuurder van de auto heeft de schadevergoeding betaald. De WA-verzekeraar stelt dat er in de casus ingevolge de polisvoorwaarden sprake is van een dekkingsuitsluitingsgrond. Uit deze dekkingsuitslutingsgrond kan volgen dat er sprake is van een regresvordering van de verzekeraar op de verzekerde. Echter heeft de verzekeraar niet voldaan aan zijn bewijsplicht waardoor de vordering van de verzekeraar wordt afgewezen. 23-10-2024
- Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba Auto-ongeval tussen de verzekerde en een derde. De verzekeraar heeft in 2008 de schade ontstaan door het auto-ongeval vergoed. De verzekeraar stelt dat op grond van artikel 19 Landsverordening wegverkeer de verzekerde deze schade moet vergoeden. Er bestaat echter onduidelijkheid wanneer de zaak is ingediend bij het Gerecht. Mede afgaande op de datum van het betalen van de griffierechten is de conclusie dat het indienen niet tijdig is geweest en dat de vordering is verjaard. 16-10-2024