Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe PS Updates aan.
Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, die te raadplegen zijn via de hyperlinks onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.
Rapport tweezijdig ingeschakelde deskundige terzijde gesteld.
In 2017 heeft een man een operatie ondergaan ter verwijdering van spataderen in zijn linkerbeen. Bij die ingreep is blijvende schade ontstaan aan de kuitbeenzenuw. De man houdt het ziekenhuis aansprakelijk voor de door hem geleden en nog te lijden schade als gevolg van deze operatie. Partijen hebben gezamenlijk een expertise laten uitvoeren door een deskundige, die tot de conclusie komt dat de behandelend vaatchirurg bij de operatie niet verwijtbaar heeft gehandeld en dat er sprake is van een complicatie. Omdat de man zich niet met de inhoud van het rapport kan verenigen heeft hij een second opinion ingewonnen. Deze arts komt tot de conclusie dat de kuitbeenzenuw ernstig is beschadigd doordat de procedure incorrect is uitgevoerd en kwalificeert dit als een vermijdbare fout. De man stelt dat aan het rapport van de gezamenlijk ingeschakelde deskundige zodanig zwaarwegende en steekhoudende bezwaren kleven dat het rapport niet als basis kan dienen voor de beoordeling van de vraag of het ziekenhuis aansprakelijk is voor de door hem geleden schade. De rechtbank is het met de man eens dat de deskundige in zijn rapport en in de daaropvolgende schriftelijke antwoorden op de aanvullende vragen niet op (voldoende) inzichtelijke en consistente wijze heeft uiteengezet op welke gronden zijn conclusies steunen. De rechtbank concludeert dat het rapport niet als uitgangspunt kan worden genomen bij de beantwoording van de aansprakelijkheidsvraag. Het verzoek van de man tot het gelasten van een nieuw voorlopig deskundigenbericht wordt toegewezen. Partijen krijgen de tijd om te onderzoeken of zij het eens kunnen worden over de vraagstelling, de persoon van de deskundige en wie de kosten van het onderzoek zal dragen (PS 2024-0573).
Doodslag: vordering affectieschade zoon niet toegewezen.
Strafrecht. De verdachte heeft zijn echtgenote meermaals gestoken met een mes. Aan deze verwondingen is zij overleden. De verdachte wordt veroordeeld voor doodslag en krijgt een gevangenisstraf van veertien jaar opgelegd. Meerdere partijen verzoeken schokschade (toegewezen) en affectieschade, waaronder de zoon van het slachtoffer die een ernstige verstandelijke beperking heeft. De verhouding tussen hem en zijn moeder was zodanig complex dat zij niet bij hem op bezoek kon. Volgens de advocaat van de benadeelde partij kan echter niet uitgesloten worden dat hij emotionele gevolgen ondervindt door het overlijden van zijn moeder. De rechtbank kent de zoon geen affectieschade toe. De rechtbank kan niet uitsluiten dat hij vanwege zijn beperkingen geen besef heeft van het overlijden van zijn moeder. De vraag of er sprake is van besef bij de zoon en ook de – principiële – vraag of er überhaupt sprake moet zijn van besef van de situatie en de daaruit voortvloeiende vraag of bij het ontbreken van enig besef dan niet toch het ondervinden van leed verondersteld moet worden, laten zich niet beantwoorden op basis van de beschikbare informatie. Dat vergt verder en zorgvuldig onderzoek waar deze strafprocedure zich niet voor leent en wat dus een onevenredige belasting daarvan oplevert. De vordering van de zoon wordt niet-ontvankelijk verklaard. De vordering kan desgewenst bij de burgerlijke rechter worden aangebracht (PS 2024-0575).
Literatuur
Hier vindt u het overzicht van de literatuur die sinds de vorige nieuwsbrief is verschenen.
A.J. Van & D. Salhi, ‘De financiering van een noodzakelijke verhuizing: schade of faciliteringsplicht?’, TVP 2024, afl. 4.
I. Meijer, ‘De Hoge Raad geeft de (civiele) vordering benadeelde partijen een nieuwe wending’, TVP 2024, afl. 4.
A.H.M van den Bergh, ‘Het gelijksoortigheidsvereiste bij collectief verhaal van letselschade’, TVP 2024, afl. 4.
E. Adriaansz, ‘De invloed van de arbeidsdeskundige op de snelheid en kwaliteit van de schadeafhandeling’, TVP 2024, afl. 4.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps-updates@boom.nl.
Met vriendelijke groet,
Ilona van der Zalm & Armin Vorsselman
PS Updates
Hof
Rechtbank
- Rechtbank Rotterdam Strafrecht. De verdachte heeft zijn echtgenote meermaals gestoken met een mes. Aan deze verwondingen is zij overleden. De verdachte wordt veroordeeld voor doodslag en krijgt een gevangenisstraf van veertien jaar opgelegd. Meerdere partijen verzoeken schokschade (toegewezen) en affectieschade, waaronder de zoon van het slachtoffer die een ernstige verstandelijke beperking heeft. De verhouding tussen hem en zijn moeder was zodanig complex dat zij niet bij hem op bezoek kon. Volgens de advocaat van de benadeelde partij kan echter niet uitgesloten worden dat hij emotionele gevolgen ondervindt door het overlijden van zijn moeder. De rechtbank kent de zoon geen affectieschade toe. De rechtbank kan niet uitsluiten dat hij vanwege zijn beperkingen geen besef heeft van het overlijden van zijn moeder. De vraag of er sprake is van besef bij de zoon en ook de – principiële – vraag of er überhaupt sprake moet zijn van besef van de situatie en de daaruit voortvloeiende vraag of bij het ontbreken van enig besef dan niet toch het ondervinden van leed verondersteld moet worden, laten zich niet beantwoorden op basis van de beschikbare informatie. Dat vergt verder en zorgvuldig onderzoek waar deze strafprocedure zich niet voor leent en wat dus een onevenredige belasting daarvan oplevert. De vordering van de zoon wordt niet-ontvankelijk verklaard. De vordering kan desgewenst bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. 28-11-2024
- Rechtbank Den Haag Een man heeft een ziekenhuis aansprakelijk gesteld, stellende dat er een beroepsfout is gemaakt bij een knieoperatie in 2019. Het ziekenhuis heeft de behandeling van de aansprakelijkstelling overgedragen aan haar verzekeraar, die aansprakelijkheid heeft afgewezen. De verzekeraar heeft voorgesteld een gezamenlijke expertise door een orthopedisch chirurg te laten uitvoeren. De man heeft hiermee ingestemd. De partijen zijn het eens over de persoon van de deskundige, maar hebben geen overeenstemming kunnen bereiken over de vraagstelling die aan de deskundige moet worden voorgelegd. Volgens de man is de rechtbank Den Haag niet bevoegd om te oordelen over een verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht. Op grond van artikel 203 Rv kan het verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht ingediend worden bij de rechter die vermoedelijk bevoegd is van de hoofdzaak kennis te nemen. De man erkent dat als hij degene is die de hoofdzaak aanhangig maakt de rechtbank Den Haag bevoegd is op grond van artikel 99 Rv. Daarmee staat vast dat er in verband met de hoofdzaak met zekerheid bevoegdheid is van de rechtbank Den Haag. De rechtbank wijst een deskundige aan en stelt een vraagstelling voor de deskundige vast. 27-11-2024
- Rechtbank Noord-Holland Een werknemer van een eenmanszaak dat verse deegwaren zoals pasta produceert heeft letsel opgelopen aan zijn linkerarm en -pols nadat hij met zijn linkerarm in een pastamachine was gegaan om oude deegresten te verwijderen. De machine schakelde op een zeker moment in werking waardoor de werknemer met zijn arm in de machine bekneld is geraakt. De brandweer heeft hem uit de machine moeten bevrijden en hij is met spoed naar het ziekenhuis gebracht waar hij is geopereerd. De werknemer vordert dat de kantonrechter voor recht verklaart dat de eigenaar van de eenmanszaak aansprakelijk is op grond van artikel 7:658 lid 2 BW voor alle geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van het arbeidsongeval. De werknemer stelt dat hij zich ervan heeft vergewist dat de machine uit stond voordat hij deze ging schoonmaken. De eigenaar is volgens hem zijn zorgplicht zoals opgenomen in artikel 7:658 lid 1 BW niet nagekomen. Hij heeft geen preventieve maatregelen getroffen of instructies of waarschuwingen gegeven om het ongeval te voorkomen. Volgens de werknemer is er geen sprake van opzet of bewuste roekeloosheid van zijn kant. De eigenaar erkent dat hij op grond van artikel 7:658 lid 2 BW jegens de werknemer aansprakelijk is, maar voert aan dat de werknemer voordat hij de machine ging schoonmaken een duidelijke instructie heeft gekregen van een aanwezige om de machine uit te zetten. Volgens de eigenaar heeft de werknemer aan deze instructie geen gehoor gegeven. Volgens de kantonrechter heeft de eigenaar zijn aansprakelijkheid erkend. Het is dus niet meer van belang of de werknemer de pastamachine van tevoren heeft uitgeschakeld en of hij hiertoe al dan niet een instructie heeft gekregen. De schadevergoeding is nader op te maken bij staat. De kantonrechter wijst het gevorderde voorschot op de schadevergoeding toe. 21-11-2024
- Rechtbank Oost-Brabant In 2017 heeft een man een operatie ondergaan ter verwijdering van spataderen in zijn linkerbeen. Bij die ingreep is blijvende schade ontstaan aan de kuitbeenzenuw. De man houdt het ziekenhuis aansprakelijk voor de door hem geleden en nog te lijden schade als gevolg van deze operatie. Partijen hebben gezamenlijk een expertise laten uitvoeren door een deskundige, die tot de conclusie komt dat de behandelend vaatchirurg bij de operatie niet verwijtbaar heeft gehandeld en dat er sprake is van een complicatie. Omdat de man zich niet met de inhoud van het rapport kan verenigen heeft hij een second opinion ingewonnen. Deze arts komt tot de conclusie dat de kuitbeenzenuw ernstig is beschadigd doordat de procedure incorrect is uitgevoerd en kwalificeert dit als een vermijdbare fout. De man stelt dat aan het rapport van de gezamenlijk ingeschakelde deskundige zodanig zwaarwegende en steekhoudende bezwaren kleven dat het rapport niet als basis kan dienen voor de beoordeling van de vraag of het ziekenhuis aansprakelijk is voor de door hem geleden schade. De rechtbank is het met de man eens dat de deskundige in zijn rapport en in de daaropvolgende schriftelijke antwoorden op de aanvullende vragen niet op (voldoende) inzichtelijke en consistente wijze heeft uiteengezet op welke gronden zijn conclusies steunen. De rechtbank concludeert dat het rapport niet als uitgangspunt kan worden genomen bij de beantwoording van de aansprakelijkheidsvraag. Het verzoek van de man tot het gelasten van een nieuw voorlopig deskundigenbericht wordt toegewezen. Partijen krijgen de tijd om te onderzoeken of zij het eens kunnen worden over de vraagstelling, de persoon van de deskundige en wie de kosten van het onderzoek zal dragen. 20-11-2024
- Rechtbank Midden-Nederland Herstelvonnis. De moeder heeft bij de rechtbank enkel een kopie van het medisch dossier van haar overleden zoon gevorderd van de GGZ, niet het interne onderzoek door de GGZ naar de zelfdoding van haar zoon. Dit interne onderzoek van de GGZ maakt ook geen onderdeel uit van het medisch dossier. De rechtbank heeft echter in het eerdere vonnis de GGZ veroordeeld om ook de gegevens uit het intern onderzoek te verstrekken aan de moeder. De GGZ heeft verzocht om herstel. De moeder stemt hiermee in. De kantonrechter is van oordeel dat er sprake is van een kennelijke vergissing die zich voor herstel leent en wijzigt de overweging van de rechtbank. 13-11-2024
- Rechtbank Limburg Bodemzaak. Een vrouw vraagt de rechtbank op voet van artikel 1019cc lid 3 onder a Rv om verlof om hoger beroep in te stellen tegen de eerdere beschikking van de rechtbank. In deze beschikking is geoordeeld dat de causaliteit tussen de gestelde klachten en het verkeersongeval (nog) niet vaststaat en is het verzoek van de vrouw tot een aanvullend voorschot op de schadevergoeding afgewezen. De wederpartij van de vrouw, de WAM-verzekeraar, refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank verleent het verlof aan de vrouw en verwijst de zaak in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep naar de parkeerrol. 06-11-2024
- Rechtbank Gelderland Een advocaat heeft een man in de periode van 2012 tot eind 2017 als advocaat bijgestaan. In dat kader heeft de advocaat werkzaamheden verricht in opdracht van de man, onder andere in verband met een letselzaak tegen een verzekeraar. De man vordert veroordeling van de advocaat tot afgifte aan hem van het in zijn bezit zijnde volledige dossier in onder andere de zaak tegen de verzekeraar. De advocaat stelt dat hij de dossiers al verschillende keren aan de man heeft verstrekt en dat hij ook toen de beide zaken bij hem in behandeling waren de documenten aan de man heeft verstrekt. Volgens de advocaat beschikt hij niet (meer) over andere stukken dan die al aan de man zijn verstrekt. De man stelt dat de aan hem verstrekte dossiers niet volledig zijn. De rechtbank constateert dat er sterke aanwijzingen zijn dat er meer stukken tot de dossiers hebben behoord dan die de advocaat heeft verstrekt in 2023. Dat maakt de rechtbank op uit een vergelijking tussen de in de urenstaten bij de facturen vermelde stukken en de stukken zoals de man die van de advocaat heeft ontvangen. De rechtbank oordeelt dat de man onvoldoende onderbouwd gesteld heeft dat de advocaat de stukken bewust achterhoudt. Hierdoor kan de rechtbank de advocaat niet tot afgifte van de nog niet verstrekte stukken veroordelen. De vordering van de man wordt afgewezen. 30-10-2024
- Rechtbank Gelderland Deelgeschil. In 2022 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden tussen een bestelauto en een vrachtwagen. De bestuurder van de bestelauto houdt de bestuurder van de vrachtwagen aansprakelijk voor de schade als gevolg van de aanrijding omdat de bestuurder zijn vrachtwagen in strijd met artikel 19 RVV 1990 niet zo tijdig tot stilstand kon brengen dat de botsing werd voorkomen. De bestuurder van de vrachtwagen wijst aansprakelijkheid van de hand. Ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv rusten stelplicht en bewijslast dat de bestuurder van de vrachtwagen aansprakelijk is op de bestuurder van de bestelauto. Het enkele feit dat de bestuurder van de vrachtwagen tegen de achterzijde van de bestelwagen is gereden is onvoldoende om de lezing van de bestuurder van de bestelauto (voorshands) bewezen te achten. Volgens de rechtbank heeft de bestuurder van de bestelauto onvoldoende sterk aanvullend bewijs geleverd betreffende de essentiële vraag of de bestuurder van de vrachtwagen te weinig afstand heeft gehouden. Er komt dus niet vast te staan dat de bestuurder van de vrachtwagen onrechtmatig jegens de bestuurder van de bestelauto heeft gehandeld door niet te voldoen aan artikel 19 RVV 1990 en daardoor tegen hem aan te rijden. De verzoeken te bepalen dat de bestuurder van de vrachtwagen daarom aansprakelijk is en gehouden is tot schadevergoeding zijn niet toewijsbaar. 24-10-2024
- Rechtbank Gelderland Deelgeschil. In 2022 is een fietser een eenzijdig ongeval overkomen doordat hij bij een wegversmalling in volle vaart tegen een paaltje is aangefietst. De fietser heeft bij het ongeval twee fracturen in de ruggenwervel en een beschadiging van het ruggenmerg ter hoogte van de nek opgelopen. De fietser verzoekt de rechtbank voor recht te verklaren dat de gemeente aansprakelijk is voor het ontstaan van het ongeval en dat de gemeente en de aansprakelijkheidsverzekeraar van de gemeente gehouden zijn de uit het ongeval voortvloeiende materiële en immateriële schade te vergoeden. Volgens de fietser was de weg ter plaatse van het ongeval gebrekkig in de zin van artikel 6:174 BW. Volgens de rechtbank is het aannemelijk dat er af en toe eerder ongevallen hebben plaatsgevonden ter hoogte van de wegversmalling, maar ook dat van ernstig letsel zoals de fietser heeft opgelopen niet eerder was gebleken. De kans op ongevallen met ernstige gevolgen is objectief beschouwd niet zo groot dat de weg gebrekkig moet worden geacht. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat het enkele feit dat geen waarschuwingsbord is geplaatst de weg nog niet bestempelt tot een weg die niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen. De getroffen maatregelen waren weliswaar sober, maar gelet op de overige omstandigheden van het geval niet ontoereikend, mede gelet erop dat de gemeente geen onbeperkte middelen ter beschikking heeft. De weg ter plaatse van het ongeval is dus niet gebrekkig in de zin van artikel 6:174 BW. De gemeente is niet aansprakelijk. 08-10-2024
- Rechtbank Gelderland In 2020 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden. Een witte Volvo haalde een vrachtwagencombinatie in. De aanhanger van de vrachtwagencombinatie is daarbij naast de weg, in de berm, terechtgekomen en de lading is eruit geslingerd. De eigenaar van de vrachtwagencombinatie heeft aangifte gedaan omdat de bestuurder van de witte Volvo is doorgereden na het ongeval. De WA+-cascoverzekeraar van de vrachtwagencombinatie heeft de WAM-verzekeraar van de witte Volvo aansprakelijk gesteld voor de schade ontstaan uit het ongeval. De WAM-verzekeraar van de witte Volvo weigert aansprakelijkheid te erkennen. De eigenaar en de WA+-cascoverzekeraar van de vrachtwagencombinatie stellen dat de bestuurder van de witte Volvo zich niet aan verschillende verkeersvoorschriften heeft gehouden en beroepen zich voor het overige op de omkeringsregel. De kantonrechter is echter van oordeel dat de omkeringsregel niet van toepassing is. De WAM-verzekeraar van de witte Volvo heeft namelijk betwist dat de bestuurder reed in de witte Volvo die het ongeval zou hebben veroorzaakt en ook dat de witte Volvo het ongeval heeft veroorzaakt. De toedracht is dus nog onvoldoende duidelijk en het is zelfs de vraag of de bestuurder betrokken was bij het ongeval. De bewijslast van de toedracht van het ongeval rust bij de eigenaar en de WA+-cascoverzekeraar van de vrachtwagencombinatie. Op dit moment is er te weinig informatie om te concluderen dat de bestuurder en/of de WAM-verzekeraar van de witte Volvo aansprakelijk zijn voor de schade. De eigenaar en de WA+-cascoverzekeraar van de vrachtwagencombinatie krijgen de gelegenheid om bewijs te leveren. 25-09-2024
- Rechtbank Gelderland Deelgeschil. In 2023 heeft een ongeval plaatsgevonden waarbij een man een voetgangster heeft aangereden met een speed-pedelec. Beiden zijn ten val gekomen door de aanrijding. De voetgangster is na het ongeval met de ambulance naar het ziekenhuis vervoerd, waar een gebroken schouder werd geconstateerd. De particuliere aansprakelijkheidsverzekeraar van de man op de speed-pedelec heeft dekking voor het ongeval geweigerd omdat de schade werd veroorzaakt door een fiets met elektrische trapondersteuning die sneller kan dan 25 km/u, dit is uitgesloten op de polis. In deze zaak heeft het slachtoffer zowel de man op de speed-pedelec als het Waarborgfonds betrokken. De partijen twisten nu over de aansprakelijkheid van de man op de speed-pedelec voor de schade van de voetgangster en over de vraag of er sprake is van eigen schuld van de voetgangster. Het verzoek leent zich voor behandeling in deelgeschilprocedure. Volgens de rechtbank is de man op de speed-pedelec aansprakelijk voor de schade van de voetgangster als gevolg van het ongeval nu de man geen verweer heeft aangevoerd tegen deze verzochte verklaring voor recht. Er is geen sprake van eigen schuld als bedoeld in artikel 6:101 BW aan de zijde van de voetgangster, zodat de schade geheel door het Waarborgfonds en de man op de speed-pedelec moet worden gedragen. Er vindt geen billijkheidscorrectie plaats. 25-09-2024
- Rechtbank Gelderland Deelgeschil. Partijen zijn verdeeld over de vraag of het op gezamenlijk verzoek opgestelde deskundigenrapport als uitgangspunt tussen partijen heeft te gelden in hun geschil over de vraag of een patiënt schade heeft geleden en mogelijk nog lijdt doordat zijn longarts onder meer eind 2013/begin 2014 niet de diagnose ROW bij hem heeft vastgesteld. De patiënt verzoekt de rechtbank voor recht te verklaren dat het rapport geen bindende werking heeft. Hij heeft verschillende klachten over de wijze van totstandkoming van het rapport (formele bezwaren) en over de inhoud van het rapport (inhoudelijke bezwaren). De wederpartij verzet zich tegen toewijzing van het verzoek. Het verzoek leent zich voor behandeling in een deelgeschilprocedure omdat beantwoording van de vraag of het rapport als uitgangspunt geldt bij kan dragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Naar het oordeel van de rechtbank, die de zaak wel geschikt acht voor deelgeschil, slagen de klachten van de patiënt tegen de wijze van totstandkoming van het rapport en over de inhoud van het rapport niet. De verzochte verklaring voor recht wordt afgewezen. 24-09-2024