Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe PS Updates aan.
Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, die te raadplegen zijn via de hyperlinks onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.
Qbuzz en Provincie Utrecht niet aansprakelijk voor de gevolgen voor de nabestaanden van de tramaanslag: afwijzing gevorderde shockschadevergoedingen.
Deze zaak gaat om de vraag of de nabestaanden van een van de slachtoffers van de tramaanslag in Utrecht op 18 maart 2019 Qbuzz en/of de Provincie Utrecht terecht aansprakelijk houden voor de geestelijke schade als gevolg van de shock die de dader met zijn handelen heeft veroorzaakt. De nabestaanden hebben de aansprakelijkheid gegrond op het verwijt dat Qbuzz en/of de Provincie ieder voor zich de aanslag niet hebben voorkomen of de gevolgen daarvan hebben beperkt. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Ook is onvoldoende gebleken dat sprake is van een oorzakelijk verband tussen de gestelde fouten en de schade van de nabestaanden. De zaak van de broers en zussen tegen Qbuzz is met het oog op artikel 8:1751 BW bovendien verjaard (PS 2024-0073).
Val in babywinkel door een doorgebogen plank: geen gebrekkige opstal of gevaarzetting.
Deelgeschil. Klant komt in een babywinkel ten val in het gangpad doordat een plank van de vloer, die bedekt was met een tapijt, doorboog toen zij daarop ging staan. Babypark is niet aansprakelijk is, nu de hoogteverschillen in de winkelvloer niet te hoog waren om met een metalen plaat te overbruggen. Er was sprake van een zeer geleidelijke helling of daling. De babywinkel heeft haar algemene zorgplicht als bezitter van de winkel niet geschonden. Met toepassing van de ‘Kelderluik-criteria’ oordeelt de rechtbank dat geen aanwijzingen bestonden dat de inrichting van het gangpad zodanig gevaarlijk was dat veiligheidsmaatregelen waren vereist die Babypark heeft nagelaten te nemen. De conclusie is dat geen grond bestaat voor het aannemen van aansprakelijkheid van Babypark, noch ex artikel 6:174 jo. 6:181 BW, noch ex artikel 6:162 BW (PS 2024-0071).
Na gegronde bezwaren tegen besluiten UWV: vergoeding vanwege aantasting in de persoon op andere wijze.
Bezwaren tegen besluiten van het UWV worden gegrond verklaard. Betrokkene vordert immateriële schadevergoeding wegens zowel aantasting in de persoon op andere wijze als wegens geestelijk letsel. Het verzoek om vergoeding van de immateriële schade wegens geestelijk letsel wordt afgewezen. De feiten en omstandigheden van deze zaak rechtvaardigen dat de beëindiging van de WIA-uitkering van betrokkene moet worden aangemerkt als een ernstige inbreuk op haar privéleven, dat gesproken moet worden van een aantasting in de persoon. Daartoe wordt van belang geacht dat betrokkene langdurig in onzekerheid heeft verkeerd over haar uitkeringspositie en zij jarenlang van een minimuminkomen heeft moeten rondkomen, terwijl zij recht had op een hogere IVA-uitkering. Daarnaast heeft zij ten onrechte een inkomen gehad op minimumniveau, waardoor het aannemelijk is dat betrokkene andere financiële keuzes heeft moeten maken dan wanneer zij had kunnen beschikken over een hogere IVA-uitkering. De Raad acht vanwege de aantasting in de persoon van betrokkene vergoeding van € 2.500 billijk (PS 2024-0077).
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps-updates@boom.nl
Met vriendelijke groet,
Ilona van der Zalm & Armin Vorsselman
PS Updates
Hof
- Gerechtshof Den Haag Strafrecht. Veroordeling voor zware mishandeling de dood ten gevolge hebbend. Aan de echtgenote en de kinderen van het slachtoffer wordt elk een bedrag van € 20.000 aan affectieschadevergoeding toegewezen. Het hof wijst het gevorderde bedrag ter zake van aantasting in de persoon op andere wijze af, nu onvoldoende vast is komen te staan dat de gevorderde schadevergoeding op iets anders ziet dan de toegewezen affectieschadevergoeding. Voor deze separate vergoeding zou nader onderzoek nodig zijn. 26-01-2024
- Gerechtshof Den Haag Strafrecht. Doodslag op minderjarige dochter onder invloed van een psychische stoornis. Aan de moeder van het slachtoffer wordt een bedrag van € 20.000 aan shockschadevergoeding toegekend. Het hof wijst de affectieschadevergoeding van de oma van het slachtoffer af, nu in onvoldoende mate kan worden vastgesteld dat de relatie van de oma tot het slachtoffer zodanig afwijkt van wat gebruikelijk is tussen grootouder en kleinkind, dat dit rechtvaardigt dat zij aanspraak kan maken op een affectieschadevergoeding. 25-01-2024
Rechtbank
- Rechtbank Midden-Nederland Deze zaak gaat om de vraag of de nabestaanden van een van de slachtoffers van de tramaanslag in Utrecht op 18 maart 2019 Qbuzz en/of de Provincie Utrecht terecht aansprakelijk houden voor de geestelijke schade als gevolg van de shock die de dader met zijn handelen heeft veroorzaakt. De nabestaanden hebben de aansprakelijkheid gegrond op het verwijt dat Qbuzz en/of de Provincie ieder voor zich de aanslag niet hebben voorkomen of de gevolgen daarvan hebben beperkt. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Ook is onvoldoende gebleken dat sprake is van een oorzakelijk verband tussen de gestelde fouten en de schade van de nabestaanden. De zaak van de broers en zussen tegen Qbuzz is met het oog op artikel 8:1751 BW bovendien verjaard. 31-01-2024
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant Strafrecht. Veroordeling voor dood door schuld en het opzettelijk in hulpeloze toestand laten van een 14-jarig, ernstig gehandicapt slachtoffer. Aan de pleegouders van het slachtoffer wordt elk een shockschadevergoeding en affectieschadevergoeding toegekend. Het beroep van de pleegzus op de hardheidsclausule ex artikel 6:108 lid 4 sub g BW slaagt niet, omdat onvoldoende is onderbouwd dat de verhouding tussen het slachtoffer en zijn pleegzus afwijkt van wat in het algemeen gebruikelijk is tussen broer en zus binnen een gezin. Wel wijst de rechtbank de shockschadevergoeding voor de pleegzus toe voor een bedrag van € 15.000. 25-01-2024
- Rechtbank Gelderland Verzoek voorlopig deskundigenonderzoek. De rechtbank benoemt een neuroloog en houdt de beslissing over het al dan niet houden van een neuropsychologisch onderzoek aan. 22-01-2024
- Rechtbank Gelderland Kort geding. Stilstaande automobilist is van achteren aangereden door een andere automobilist, terwijl hij met ingeschakelde alarmlichten geparkeerd stond op een vluchtstrook. In de deelgeschilprocedure is de aansprakelijkheid van de achteroprijdende automobilist vastgesteld, waarbij de schade van de stilstaande automobilist voor 20% voor zijn eigen rekening komt ex artikel 6:101 BW. In dit kort geding vordert de benadeelde automobilist een voorschot op de schadevergoeding, omdat hij zodanige fysieke klachten ervaart na het ongeval dat hij zijn werk als zelfstandig stukadoor niet meer kan uitvoeren. De voorzieningenrechter oordeelt dat er op dit moment nog veel onduidelijkheid bestaat over de hoogte van de vordering. Onderwerp van discussie is welke klachten hij precies heeft, tot welke beperkingen die leiden en hoe die beperkingen vertaald moeten worden in belastbaarheid en inkomensverlies. Het aanvullende voorschot BGK wijst de voorzieningenrechter eveneens af. 11-10-2023
- Rechtbank Noord-Holland Deelgeschil. Afwikkeling van geleden letselschade als gevolg van een verkeersongeval. In deze derde deelgeschilprocedure vordert de benadeelde opnieuw een aanvullend voorschot op de door hem geleden schade. Verzoek om nadere bevoorschotting afgewezen, nu er nog geen stadium is bereikt dat duidelijkheid bestaat over de omvang van de aan het ongeval toe te rekenen schade. Niet kan worden vastgesteld dat verzoeker een vorderingsrecht heeft dat de al verstrekte voorschotten overstijgt. Het feit dat de financiële situatie van de benadeelde nijpend is omdat hij zijn vaste lasten niet kan voldoen, rechtvaardigt niet het toekennen van een aanvullend voorschot. Kosten deelgeschil gematigd. 07-07-2023
- Rechtbank Gelderland Deelgeschil. Klant komt in een babywinkel ten val in het gangpad doordat een plank van de vloer, die bedekt was met een tapijt, doorboog toen zij daarop ging staan. Babypark is niet aansprakelijk, nu de hoogteverschillen in de winkelvloer niet te hoog waren om met een metalen plaat te overbruggen. Er was sprake van een zeer geleidelijke helling of daling. De babywinkel heeft haar algemene zorgplicht als bezitter van de winkel niet geschonden. Met toepassing van de ‘Kelderluik-criteria’ oordeelt de rechtbank dat geen aanwijzingen bestonden dat de inrichting van het gangpad zodanig gevaarlijk was dat veiligheidsmaatregelen waren vereist die Babypark heeft nagelaten te nemen. De conclusie is dat geen grond bestaat voor het aannemen van aansprakelijkheid van Babypark, noch ex artikel 6:174 jo. 6:181 BW, noch ex artikel 6:162 BW. 06-03-2023