Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan.
Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, die te raadplegen zijn via de hyperlinks onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.
Fietser raakt uit koers door tyleenbuis op wegdek: aansprakelijkheid voor daaropvolgend dodelijk ongeval.
Twee elkaar tegemoetkomende wielrenners komen met elkaar in botsing, doordat een van de wielrenners op de verkeerde helft van het fietspad terechtkwam nadat hij – op zijn eigen weghelft – een losgeraakt stuk tyleenbuis had overreden. Beiden raken ernstig gewond, maar als gevolg van de actie van de uitwijkende wielrenner, overlijdt de andere wielrenner diezelfde dag. De nabestaanden van de overleden wielrenner stellen de ander aansprakelijk voor de schade die voortvloeit uit het overlijden, bestaande uit affectieschade, kosten van de begrafenis en levensonderhoud. De rechtbank komt tot het oordeel, alle omstandigheden in aanmerking genomen, dat de uitwijkende wielrenner een onnodig risico heeft genomen door zijn inhaalactie in te zetten en af te ronden zonder na te (kunnen) gaan of hij zijn weg op zijn eigen weghelft veilig kon voorzetten. Hij kon de tyleenbuis immers waarnemen op een moment waarop hij nog de mogelijkheid had om de aanrijding te voorkomen, namelijk op het moment dat hij zich naast de getuige bevond tijdens zijn inhaalactie of vlak daarna. Het onrechtmatig handelen kan aan de uitwijkende wielrenner worden toegerekend en hij is aansprakelijk voor de schade (PS 2024-0089).
Uitgangspunten schadebegroting na ongeval in 1999 van 11-jarig kind.
Namens het slachtoffer wordt vergoeding van de schade gevorderd die hij als gevolg van een verkeersongeval in 1999 (op 11-jarige leeftijd) heeft geleden en nog zal lijden. De schade bestaat uit materiële schade, waaronder schade door verlies van arbeidsvermogen, en immateriële schade. Over de hoogte van de materiële schadevergoeding anders dan verlies van arbeidsvermogen zijn partijen het eens en de rechtbank beslist in dit vonnis over de hoogte van de immateriële schade. Met betrekking tot de schade wegens verlies van arbeidsvermogen beslist de rechtbank in dit vonnis dat voor de begroting van deze schade als uitgangspunt moet worden gehanteerd de NRL-indicateur Jonggehandicapten op mbo-niveau op basis van een inkomen als ondernemer. Verder beslist de rechtbank dat met de bespaarde kosten voor levensonderhoud in het kader van voordeelstoerekening rekening moet worden gehouden bij de bepaling van de hoogte van het verlies van arbeidsvermogen. De rechtbank wijst €200.000 aan immateriële schadevergoeding toe. Het smartengeld wordt begroot naar het moment van begroting, waarbij de wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de eerstdienende dag. De curator krijgt nog de gelegenheid om schriftelijk aan de rechtbank kenbaar te maken of hij nog steeds de schade wenst af te wikkelen met betaling van een som ineens of dat hij de schade nu wellicht toch periodiek wenst af te wikkelen (PS 2024-0080).
Letselschade door botsing tussen twee boten tijdens een bedrijfsuitje: organisator doet een geslaagd beroep op het exoneratie- en vrijwaringsbeding.
Botsing met twee RIB-boten tijdens een bedrijfsuitje. Het bedrijf en haar verzekeraar houden de organisator van het uitje aansprakelijk voor de materiële en immateriële schade die het bedrijf en haar benadeelde werknemers hebben geleden en lijden als gevolg van het ongeval. De organisator doet ter afwering van zijn aansprakelijkheid succesvol een beroep op het exoneratie- en vrijwaringsbeding in zijn algemene voorwaarden, als gevolg waarvan de schadevorderingen niet toewijsbaar zijn. De grondslag komt te ontvallen aan de vorderingen van de organisator in de vrijwaringszaak tegen de uitvoerder van de RIB-experience en de schippers. Ook vervalt de grondslag voor de vorderingen in de ondervrijwaringszaak (PS 2024-0085).
Literatuur
Hier vindt u het overzicht van de literatuur die sinds de vorige nieuwsbrief is verschenen.
S.N. Wijnants, ‘De kring van gerechtigden voor affectieschade in Nederland en Duitsland’, NTBR 2024/2.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps-updates@boom.nl.
Met vriendelijke groet,
Ilona van der Zalm & Armin Vorsselman
PS Updates
Hof
- Gerechtshof Amsterdam In een civiele procedure heeft de rechtbank de stelling van de benadeelde dat een familielid hem heeft gestoken in zijn knie wegens onvoldoende betwisting door laatstgenoemde als vaststaand aangenomen. De gedraging is aangemerkt als een onrechtmatige daad, en het familielid is veroordeeld tot vergoeding van de schade. Ondertussen liep ook een strafzaak tegen dat familielid, waar de man is veroordeeld voor zware mishandeling van diezelfde benadeelde. De veroordeelde man stelt hoger beroep in en voert aan dat van hem niet verwacht mocht worden dat hij in de civiele procedure vooruit zou lopen op strafrechtelijke verweren, omdat hij een ontkennende verdachte is. Daarnaast betoogd hij dat, nu hij partij is in deze civiele procedure en tevens (ontkennende) verdachte is in de strafzaak, de civiele rechter reeds daarom niet tot het oordeel mag komen dat hij die gestelde feiten onvoldoende heeft betwist, en evenmin dat die gestelde feiten daarmee vaststaan en kwalificeren als een onrechtmatige daad, en de daarop gebaseerde schadevergoedingsvordering moet afwijzen. Volgens het hof volgt uit het beginsel van de strafrechtelijke onschuldpresumptie niet dat de civielrechtelijke regels van stelplicht en bewijslast niet van toepassing zijn op de gedaagde partij die tevens verdachte is in een strafzaak, in die zin dat van hem niet zou kunnen worden gevergd dat hij gemotiveerd verweer voert of dat aan het ontbreken daarvan niet de wettelijke gevolgen zouden mogen worden verbonden. Ook de stelling dat van hem niet verwacht kan worden dat hij in de civiele procedure vooruitloopt op zijn strafrechtelijke verweren wordt verworpen. 06-02-2024
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Medewerkster bij een manege komt ten val en heeft daarbij ernstig polsletsel opgelopen. Anders dan de rechtbank, komt het hof tot het oordeel dat de medewerkster schade heeft geleden in de uitoefening van haar werkzaamheden. Het hof is van oordeel dat de manege tekort is geschoten in de op haar rustende zorgplicht. De manege had in haar risico-inventarisatie aandacht moeten besteden aan de schoonmaakwerkzaamheden in de stallen, nu deze werkzaamheden het risico van uitglijden en vallen met zich meebrengen. Dit klemt temeer nu in de Arbo-catalogus Sector Paardenhouderij het risico van vallen en uitglijden met als gevolg verwondingen en lichamelijke klachten bij onder meer het uitmesten prominent wordt genoemd. De manege is aansprakelijk ex artikel 7:658 BW. Verwijzing naar een schadestaatprocedure. 30-01-2024
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Huurder stelt ingehuurd renovatiebedrijf aansprakelijk voor het letsel dat hij heeft opgelopen toen hij – naar eigen zeggen – op de houten vlonder in de tuin achter zijn woning is uitgegleden. De huurder stelt dat het renovatiebedrijf een gevaarlijke situatie in het leven heeft geroepen door bij de bouwwerkzaamheden grond achter te laten op de vlonder en na te laten de vlonder na afloop van de bouwwerkzaamheden schoon te maken. De huurder stelt dat hij over de modder is uitgegleden en ten val is gekomen. Net als de rechtbank, komt het hof tot het oordeel dat het renovatiebedrijf, door het achterlaten van (ten minste) een combinatie van grond en zand op de vlonder, in de hoeveelheid zoals zichtbaar op de foto’s, geen gevaarlijke situatie in het leven heeft geroepen. Daarmee is geen sprake van een onrechtmatige gevaarzetting. 23-01-2024
Rechtbank
- Rechtbank Amsterdam Strafrecht. Veroordeling voor doodslag. Aan de ouders van het slachtoffer wordt elk een bedrag van € 20.000 aan affectieschadevergoeding toegekend. De zus van het slachtoffer doet een geslaagd beroep op de hardheidsclausule ex artikel 6:108 lid 4 sub g BW, aan haar wordt een bedrag van € 17.500 aan affectieschadevergoeding toegekend. Slachtoffer was de oudere broer van de benadeelde, met wie zij weinig in leeftijd verschilde en met wie zij voor het overgrote deel van hun leven in gezinsverband samenwoonde. Het slachtoffer was als oudere broer een grote steun voor zijn zus, onder meer gedurende een jarenlange depressie. Daarnaast trokken zij – ook als vrienden – tot aan het delict veel met elkaar op, onder meer wegens gezamenlijke hobby’s en interesses en gezamenlijke reizen. 02-02-2024
- Rechtbank Rotterdam Deelgeschil. Stilstaande automobilist wordt schuin van achteren aangereden door een andere auto met een snelheid van ongeveer 40 km/u. De klachten begonnen zich op de tweede dag na het ongeval te ontwikkelen, in de vorm van nek-, schouder- en rugklachten, alsmede hoofdpijn en slaapproblemen. Er wordt verzocht dat de rechtbank zal bepalen (1) dat het realiteitsgehalte van zijn klachten is bewezen en (2) dat zijn klachten het gevolg van het ongeval zijn. Het eerste verzoek wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat daarover geen geschil is en dat niet kan bijdragen aan het vlottrekken van de onderhandelingen. In dit deelgeschil gaat het over de door de deskundigen in hun rapporten beschreven huidige klachten van de benadeelde. De door de orthopedisch chirurg beschreven pijnklachten in de nek- en schouderregio komen overeen met de door de neurochirurg beschreven klachten. Dit geldt niet voor de door de orthopedisch chirurg beschreven pijnklachten aan lage rug/bekken. Die worden niet door de neurochirurg genoemd en hij heeft daar ook geen onderzoek naar gedaan. De rechtbank oordeelt dat er geen causaal verband is tussen de lage rug-/bekkenklachten en het ongeval, maar dat dit verband wel bestaat tussen het ongeval en zijn pijn aan nek en schouder, en de hoofdpijn. 31-01-2024
- Rechtbank Noord-Holland Botsing met twee RIB-boten tijdens een bedrijfsuitje. Het bedrijf en haar verzekeraar houden de organisator van het uitje aansprakelijk voor de materiële en immateriële schade die het bedrijf en haar benadeelde werknemers hebben geleden en lijden als gevolg van het ongeval. De organisator doet ter afwering van zijn aansprakelijkheid succesvol een beroep op het exoneratie- en vrijwaringsbeding in zijn algemene voorwaarden, als gevolg waarvan de schadevorderingen niet toewijsbaar zijn. De grondslag komt te ontvallen aan de vorderingen van de organisator in de vrijwaringszaak tegen de uitvoerder van de RIB-experience en de schippers. Ook vervalt de grondslag voor de vorderingen in de ondervrijwaringszaak. 31-01-2024
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant Twee elkaar tegemoetkomende wielrenners komen met elkaar in botsing, doordat een van de wielrenners op de verkeerde helft van het fietspad terechtkwam nadat hij – op zijn eigen weghelft – een losgeraakt stuk tyleenbuis had overreden. Beiden raken ernstig gewond, maar als gevolg van de actie van de uitwijkende wielrenner, overlijdt de andere wielrenner diezelfde dag. De nabestaanden van de overleden wielrenner stellen de ander aansprakelijk voor de schade die voortvloeit uit het overlijden, bestaande uit affectieschade, kosten van de begrafenis en levensonderhoud. De rechtbank komt tot het oordeel, alle omstandigheden in aanmerking genomen, dat de uitwijkende wielrenner een onnodig risico heeft genomen door zijn inhaalactie in te zetten en af te ronden zonder na te (kunnen) gaan of hij zijn weg op zijn eigen weghelft veilig kon voorzetten. Hij kon de tyleenbuis immers waarnemen op een moment waarop hij nog de mogelijkheid had om de aanrijding te voorkomen, namelijk op het moment dat hij zich naast de getuige bevond tijdens zijn inhaalactie of vlak daarna. Het onrechtmatig handelen kan aan de uitwijkende wielrenner worden toegerekend en hij is aansprakelijk voor de schade. 30-01-2024
- Rechtbank Amsterdam Gebruik van politiegeweld tijdens een demonstratie tegen de op dat moment geldende coronamaatregelen. De politieruiter heeft geweld gebruikt tegen een vrouw door middel van de inzet van een politiepaard, bij deze inzet is de vrouw ten val gekomen. De volgende dag bleek dat de vrouw een breuk heeft in haar rechtervoet en haar enkelbanden zijn gescheurd. Zij doet aangifte van zware mishandeling, als gevolg waarvan de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK) een onderzoek heeft ingesteld naar het politieoptreden. Naar aanleiding van dit onderzoek seponeert het Openbaar Ministerie de zaak, wegens het feit dat sprake was van rechtmatig politieoptreden. In deze procedure bij de rechtbank vordert de vrouw materiële en immateriële schade, als gevolg van het incident. Gelet op het beeldmateriaal en de verhoren stelt de rechtbank vast dat het politieoptreden voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. 26-01-2024
- Rechtbank Limburg Kort geding. Aanrijding tussen een vrachtwagen en een personenauto op de snelweg, met nek- en schouderklachten voor de medepassagier tot gevolg. In kort geding vordert de medepassagier een aanvullend voorschot op zijn materiële en immateriële schade. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen ‘lichtere bewijsregel’ geldt voor het aannemen van causaal verband in dit soort zaken met whiplashklachten. Na toepassing van de plausibiliteitstoets komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat het causaal verband tussen het ongeval en de whiplashklachten onvoldoende aannemelijk is. Ook het gevorderde voorschot op immateriële schadevergoeding, wegens secundaire victimisatie, wordt afgewezen. Er is onvoldoende concreet uiteengezet welk handelen en nalaten van ASR onrechtmatig zou zijn. 25-01-2024
- Rechtbank Rotterdam Namens het slachtoffer wordt vergoeding van de schade gevorderd die hij als gevolg van een verkeersongeval in 1999 (op 11-jarige leeftijd) heeft geleden en nog zal lijden. De schade bestaat uit materiële schade, waaronder schade door verlies van arbeidsvermogen, en immateriële schade. Over de hoogte van de materiële schadevergoeding anders dan verlies van arbeidsvermogen zijn partijen het eens en de rechtbank beslist in dit vonnis over de hoogte van de immateriële schade. Met betrekking tot de schade wegens verlies van arbeidsvermogen beslist de rechtbank in dit vonnis dat voor de begroting van deze schade als uitgangspunt moet worden gehanteerd de NRL-indicateur Jonggehandicapten op mbo-niveau op basis van een inkomen als ondernemer. Verder beslist de rechtbank dat met de bespaarde kosten voor levensonderhoud in het kader van voordeelstoerekening rekening moet worden gehouden bij de bepaling van de hoogte van het verlies van arbeidsvermogen. De rechtbank wijst € 200.000 aan immateriële schadevergoeding toe. Het smartengeld wordt begroot naar het moment van begroting, waarbij de wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de eerstdienende dag. De curator krijgt nog de gelegenheid om schriftelijk aan de rechtbank kenbaar te maken of hij nog steeds de schade wenst af te wikkelen met betaling van een som ineens of dat hij de schade nu wellicht toch periodiek wenst af te wikkelen. 17-01-2024
- Rechtbank Den Haag Letsel aan elleboog door ‘aanvaring’ met tourniquet. De benadeelde meent dat de Staat (als eigenaar van het gebouw van de Belastingdienst of als werkgever van de medewerkers van de Belastingdienst) aansprakelijk is voor de gevolgen van het incident. De rechtbank oordeelt dat de tourniquet niet gebrekkig of gevaarlijk is en dat de medewerkers van de Belastingdienst niet onrechtmatig hebben gehandeld. De proceskosten worden gecompenseerd, nu onder andere een reactie van de aansprakelijk gestelde partij direct na het incident te wensen overliet. 17-05-2023
- Rechtbank Midden-Nederland Vrouw fietst tegen de achterklep van een stilstaande, geparkeerde bedrijfsbus en komt ten val. De rechtbank komt tot het oordeel dat de bus gevaarzettend geparkeerd stond. De bus stond zo geparkeerd, dat de achterklep gedeeltelijk over het trottoir hing. Daarnaast was het die bewuste ochtend nog donker en regende het. De bestuurder van de auto zag, toen hij de bus had geparkeerd, de vrouw aankomen fietsen met haar hoofd naar beneden. Gezien de weersomstandigheden en hetgeen hij zag, had hij extra bedacht moeten zijn op de gevolgen van het open laten staan van de achterklep. Er is sprake van een onrechtmatige handeling jegens de fietsster ex artikel 6:162 BW. Daarnaast is het bedrijf aansprakelijk ex artikel 6:170 BW. Voor het bepalen van de omvang van de schade is van belang of sprake is van eigen schuld aan de zijde van de fietsster. Zowel het bedrijf als de bestuurder van de bus worden toegelaten tot het leveren van bewijs. 14-12-2022