Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe PS Updates aan.
Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, die te raadplegen zijn via de hyperlinks onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.
Tromp/Elemans-vraagstelling voorgelegd aan neuropsycholoog.
Hoger beroep. De rechtbank heeft het verzoek van een man om een voorlopig deskundigenbericht door een neurochirurg en een neuropsycholoog te bevelen afgewezen. Het hof vindt het verzoek echter wel toewijsbaar. De rechtbank heeft volgens het hof het verzoek van de man op grond van de toen bestaande situatie terecht afgewezen wegens misbruik van recht. De man heeft na de mondelinge behandeling vrijwel alle relevante en nog ontbrekende medische informatie verstrekt. Dat betekent dat er op dit moment geen sprake is van een situatie waarin het verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht prematuur is. Van misbruik van recht is dan ook geen sprake meer. Het hof benoemt een neurochirurg aan wie de IWMD-vraagstelling wordt voorgelegd en een neuropsycholoog aan wie de zogenaamde Tromp/Elemans-vraagstelling wordt voorgelegd. Het hof legt uit waarom. De verzekeraar stelt in het hoger beroep voor het eerst dat er geen dekking is op de SVI-polis en het verzoek (dus) niet ter zake dienend is. Door zonder het maken van een voorbehoud de claim in behandeling te nemen, jarenlang in behandeling te houden en door voorschotten uit te keren heeft de verzekeraar erkend dat zij op grond van de SVI gehouden is de schade te vergoeden. De verzekeraar kan volgens het hof niet terugkomen op de erkenning en verwijst daarbij naar de GBL. Het hof gaat in deze uitspraak nader in op de rechten en verplichtingen die een verzekerde wel of niet heeft bij een beroep op de SVI-verzekering (PS 2025-0006).
Medische aansprakelijkheid: vraagstelling deskundige en verstrekken informatie.
Vervolg op tussenvonnis. Benoeming psychiater, vraagstelling. Eiser, die drie levensdelicten heeft begaan, stelt dat sprake was van een psychose en dat een GGZ-instelling bij de behandeling van eiser niet aan haar zorgplicht heeft voldaan. De rechtbank gelast een deskundigenbericht en gaat uitvoerig in op de aan de deskundige voor te leggen vraagstelling. De benoeming van een deskundige die werkzaam is voor een samenwerkingspartner van de GGZ-instelling heeft niet de voorkeur van de rechtbank. De rechtbank verzoekt partijen zich (opnieuw) uit te laten over de persoon van de te benoemen psychiater. Het calamiteitenrapport hoeft de GGZ-instelling niet in het geding te brengen. De rechtbank komt terug op een in een eerder tussenvonnis vervatte eindbeslissing. Achteraf opgestelde verklaringen door behandelaren kunnen (toch) bij de beoordeling worden betrokken. Wel moet inzichtelijk worden welke waarde de deskundige aan deze verklaringen heeft gehecht. Het verzoek van eiser dat drie pro Justitia-rapporten enkel ter kennis mogen worden gebracht aan de rechtbank, de advocaat van de verzekeraar van de GGZ-instelling en de deskundige, wijst de rechtbank af. Een beroep op artikel 22a lid 1 en 2 RV wordt niet gehonoreerd (PS 2025-0007).
CRvB: vaststellingsovereenkomst staat niet in weg aan maatwerkvoorziening Wmo 2015.
Socialezekerheidsrecht. Een vrouw heeft in 2018 een vaststellingsovereenkomst gesloten met de schadeverzekeraar van de aansprakelijke partij voor het haar overkomen ongeval in 2006. De daarin opgenomen vergoeding voor ‘kosten van toekomstige verzorging’ zijn volgens appellante meerkosten in aanvulling op de zorg vanuit de zorgwetten. Het college heeft de aanvraag van een maatwerkvoorziening afgewezen. Dit besluit is in bezwaar gehandhaafd en de rechtbank heeft het beroep daartegen ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat een met de schadeverzekeraar gesloten vaststellingsovereenkomst niet in de weg staat aan verstrekking van de gevraagde maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015, omdat dit binnen de keuzevrijheid valt. De cliënt kan de benodigde maatwerkvoorzieningen aanvragen bij het college, maar kan zich voor vergoeding van de kosten daarvan ook tot de (verzekeraar van de) schadeveroorzaker wenden. Het is dus aan de cliënt om te beoordelen wat voor hem het beste is. Als de cliënt zich voor de kosten van de benodigde maatwerkvoorzieningen tot de (verzekeraar van de) schadeveroorzaker wendt, mag deze de cliënt in beginsel niet doorverwijzen naar de gemeente. Andersom geldt hetzelfde: als de cliënt zich tot het college wendt, kan het college de benodigde maatwerkvoorzieningen in beginsel niet weigeren en de cliënt doorsturen naar de (verzekeraar van de) schadeveroorzaker. Wel kan het college bij verstrekking van deze maatwerkvoorzieningen regres nemen op de (schadeverzekeraar van de) veroorzaker. De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit (PS 2025-0019).
Voor de ontvankelijkheid benadeelde partij: naam en geboortedatum nodig.
Strafrecht. Ontvankelijkheid benadeelde partij. De rechtbank oordeelt, anders dan in vonnissen van de rechtbanken Limburg, Zeeland-West-Brabant en Rotterdam is gedaan, dat vorderingen niet enkel onder nummer kunnen worden ingediend en dat voor de ontvankelijkheid van een benadeelde partij is vereist dat de partij zijn volledige naam en geboortedatum kenbaar maakt. De wetgever heeft met het oog op het bieden van een grotere anonimiteit van slachtoffers in het strafproces uitdrukkelijk stilgestaan bij de gegevens die een slachtoffer moet invullen wanneer hij zich met een schadevergoeding in het strafproces wenst te voegen. Na overleg met betrokken partijen en instanties is het formulier als bedoeld in artikel 51g lid 1 Sv vastgesteld. Er is daarbij voor gekozen om uitsluitend nog voor te schrijven dat een benadeelde partij zijn naam en geboortedatum kenbaar moet maken. Dat werd kennelijk gezien als een absoluut minimumvereiste om de vordering te kunnen beoordelen. Bij deze stand van zaken ligt het op de weg van de wetgever om hierin desgewenst verandering aan te brengen. Daarbij dient dan ook aandacht besteed te worden aan andere bepalingen met betrekking tot de benadeelde partij, die thans niet passen bij een benadeelde partij waarvan geen persoonsgegevens bekend zijn. Voorts kan de wetgever dan (procedurele) waarborgen inbouwen waarmee tegemoet kan worden gekomen aan de belangen van de verdediging. De rechtbank ziet gelet op vorenstaande nu geen juridische ruimte om de vorderingen van partijen die hun naam en geboortedatum niet kenbaar hebben gemaakt toe te staan. Benadeelde partijen worden in de gelegenheid gesteld het verzuim te herstellen (PS 2025-0021).
Literatuur
Hier vindt u het overzicht van de literatuur die sinds de vorige nieuwsbrief is verschenen.
C.J.M. van Doorn, ‘Civilologische lessons learned: empirisch-juridisch onderzoek naar de belangen van benadeelden in situaties van massaschade’, NTBR 2024/29
F.M. Ruitenbeek-Bart, ‘Aan tafel bij veroorzakers van letsel’, NTBR 2024/34
Redactie e.a., ‘Smartengeld aan zedenslachtoffers voorspeld: een statistische analyse’, VR 2024/125
R. Meelker, ‘De rol van een EVR-registratie bij het weren van een belangenbehartiger’, PPS-bulletin 2024/4, p. 4
P. klein Gunnewiek & R. Hoeppermans, ‘Hoge Raad concretiseert begrippen schuld en roekeloosheid Wegenverkeerswet 1994’, PPS-bulletin 2024/4, p. 6
J. Keizer, ‘Stille revolutie in het bewijsrecht’, L&S 2024/4, p. 3
F. Ruitenbeek-Bart, ‘Civielrechtelijke aansprakelijkheid vanuit het perspectief van de zorgverlener. Zorggerelateerde schade: van verwijt naar herstel’, L&S 2024/4, p. 7
L. Hesselink & T. Sillevis Smitt, ‘Laurentien van Oranje en Derk-Jan van der Kolk over herstel in de toeslagenaffaire: het gaat hier om tientallen ongelukken die elkaar zijn opgevolgd’, L&S 2024/4, p. 16
K. Van Tilburg, ‘Medische expertise door de anesthesioloog-pijnspecialist,’ L&S 2024/4, p. 20
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps-updates@boom.nl.
Met vriendelijke groet,
Ilona van der Zalm & Armin Vorsselman
PS Updates
Hoge Raad
Hof
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Hoger beroep. De rechtbank heeft het verzoek van een man om een voorlopig deskundigenbericht door een neurochirurg en een neuropsycholoog te bevelen afgewezen. Het hof vindt het verzoek echter wel toewijsbaar. De rechtbank heeft volgens het hof het verzoek van de man op grond van de toen bestaande situatie terecht afgewezen wegens misbruik van recht. De man heeft na de mondelinge behandeling vrijwel alle relevante en nog ontbrekende medische informatie verstrekt. Dat betekent dat er op dit moment geen sprake is van een situatie waarin het verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht prematuur is. Van misbruik van recht is dan ook geen sprake meer. Het hof benoemt een neurochirurg aan wie de IWMD-vraagstelling wordt voorgelegd en een neuropsycholoog aan wie de zogenaamde Tromp/Elemans-vraagstelling wordt voorgelegd. Het hof legt uit waarom. De verzekeraar stelt in het hoger beroep voor het eerst dat er geen dekking is op de SVI-polis en het verzoek (dus) niet ter zake dienend is. Door zonder het maken van een voorbehoud de claim in behandeling te nemen, jarenlang in behandeling te houden en door voorschotten uit te keren heeft de verzekeraar erkend dat zij op grond van de SVI gehouden is de schade te vergoeden. De verzekeraar kan volgens het hof niet terugkomen op de erkenning en verwijst daarbij naar de GBL. Het hof gaat in deze uitspraak nader in op de rechten en verplichtingen die een verzekerde wel of niet heeft bij een beroep op de SVI-verzekering. 10-12-2024
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Een vrouw vordert herroeping van het eerdere arrest van het gerechtshof op grond van bedrog (artikel 382 lid 1 sub a Rv) en het door toedoen van de producent van de cv-ketel achterhouden van stukken van beslissende aard die zij alsnog in handen heeft gekregen door middel van een Woo-verzoek (artikel 382 lid 1 sub c Rv). Het hof wijst de vordering af. Volgens het hof is er geen sprake van bedrog in de zin van artikel 382 lid 1 sub a Rv. Ook herroeping op grond van artikel 382 lid 1 sub c Rv is hier niet aan de orde. Het gaat niet om een stuk van beslissende aard die de uitspraak anders zou hebben doen uitvallen als zij aan de rechtbank of het hof bekend waren geweest of een stuk dat onzeker maakt of de rechter na kennisneming daarvan tot dezelfde uitspraak zou zijn gekomen. 03-12-2024
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Hoger beroep. In 2021 heeft een incident plaatsgevonden tussen twee mannen. De verzoekende partij heeft nog diezelfde dag aangifte gedaan van mishandeling. Deze aangifte heeft geleid tot een strafbeschikking van de officier van justitie. Bij de rechtbank heeft de verzoekende partij onder meer een verklaring voor recht gevorderd dat de wederpartij aansprakelijk is voor de door hem geleden en nog te lijden schade. De verzoekende partij heeft meerdere schadeposten gevorderd, waaronder een bedrag voor een vervangende arbeidskracht. De rechtbank heeft de verzochte verklaring voor recht toegewezen, maar niet het hele gevorderde bedrag voor de vervangende arbeidskracht. Volgens de rechtbank blijkt uit de medische informatie niet voldoende dat de psychische klachten van de verzoekende partij dermate ernstig van aard waren dat hij daardoor niet in staat zou zijn geweest om zijn werkzaamheden zelf te vervullen. De verzoekende partij heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzoekt dat het gerechtshof een voorlopig deskundigenbericht beveelt om de psychische gevolgen van de mishandeling vast te stellen. De hof wijst dit verzoek toe en benoemt een deskundige. 07-11-2024
- Gerechtshof Den Haag Hoger beroep. In 2019 is een man in zijn been geschoten nadat hij zich dreigend had gedragen jegens eerst zijn moeder en vervolgens jegens twee politieagenten. De man is van mening dat er geen reden was om hem neer te schieten, omdat hij ongewapend was en de agenten andere, minder vergaande middelen hadden kunnen gebruiken om hem aan te houden. Hij vordert dat de politie en de aansprakelijkheidsverzekeraar van de politie hem schadevergoeding betalen. Het hof wijst de vordering af. De man heeft zich zeer agressief gedragen en onder meer zijn moeder met een groot mes bedreigd. De agenten mochten er rekening mee houden dat hij dat mes nog steeds bij zich had toen hij de agenten bedreigde. Het gebruik van het vuurwapen tegen de man was in dit geval dus gerechtvaardigd, ook al is achteraf gebleken dat de man op dat moment ongewapend was. Het vonnis van de rechtbank wordt bekrachtigd. 24-09-2024
Rechtbank
- Rechtbank Rotterdam Tussenvonnis. In 2017 is een ervaren ruiter tijdens een les/training bij een manege van een nieuw paard gevallen. Zij liep daardoor een hersenkneuzing op. Het bewuste paard was geen eigendom van de manege, maar was door een handelaar aan de manege ter beschikking gesteld om te kijken of het paard geschikt was voor de manege. Volgens de rechtbank was de manege op het moment van het ongeval niet de bezitter, maar wel de bedrijfsmatige gebruiker van het bewuste paard en is zij daarom aansprakelijk voor de schade die de ruiter door het ongeval lijdt. Het beroep van de manege op de tenzij-clausule van artikel 6:179 BW slaagt niet. De rechtbank oordeelt verder dat de ruiter zelf in aanzienlijke mate het ongeval heeft veroorzaakt. Daarom moet de schade redelijk en billijk over partijen worden verdeeld. In dit stadium kan de rechtbank nog geen goede afweging maken van de relevante factoren omdat de (aard van) de schade die de ruiter door het ongeval lijdt onduidelijk is. De rechtbank moet daarom meer informatie krijgen voordat zij over de billijkheidscorrectie en de overige geschilpunten kan beslissen. 19-12-2024
- Rechtbank Oost-Brabant Een man is in 2018 mishandeld door zijn buurman. De man heeft hierbij letsel opgelopen. De buurman is in 2019 veroordeeld door de strafrechter. De man is door de strafrechter niet-ontvankelijk verklaard in zijn schadevordering als benadeelde partij. In 2019 heeft de rechtsbijstandsverzekeraar van de man de buurman aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van de mishandeling. Hier heeft de buurman niet op gereageerd. In 2022 heeft de rechtsbijstandsverzekeraar de buurman nogmaals aansprakelijk gesteld. Ook op deze brief heeft de buurman niet gereageerd. De man vordert nu dat de kantonrechter voor recht verklaart dat de buurman aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van de mishandeling en de buurman veroordeelt tot betaling van een geldbedrag. De rechtsbijstandsverzekeraar vordert dat de buurman wordt veroordeeld tot betaling van de door de rechtsbijstandsverzekeraar gemaakte buitengerechtelijke kosten. De buurman stelt dat zijn gedrag in 2018 zozeer is uitgelokt door het gedrag van de man direct voorafgaand aan de mishandeling dat zijn gedrag in dit geval niet onrechtmatig is tegenover de man. Hierbij beroept hij zich op het arrest Taams/Boudeling. Het beroep slaagt niet. Het gedrag van de man kon de buurman niet ervaren als een directe (fysieke) bedreiging. Voor het gedrag van de buurman was ook geen andere rechtvaardiging aanwezig en zijn reactie op het uitdagende gedrag van de man was bovendien disproportioneel. De buurman is aansprakelijk. De kantonrechter stelt wel dat er sprake is van 20% eigen schuld aan de kant van de man omdat hij door zijn onnodig uitdagende gedrag eraan heeft bijgedragen dat de situatie is geëscaleerd. Onder andere de gevorderde kosten voor huishoudelijke hulp worden afgewezen omdat de aard, ernst en duur van het letsel niet zodanig was dat hulp normaal en gebruikelijk was. Ook worden de kosten van de eenzijdige oogheelkundige expertise afwezen; er had kunnen worden volstaan met gegevens uit de behandelende sector. De kantonrechter wijst ten slotte een gedeelte van het gevorderde bedrag door de rechtsbijstandsverzekeraar toe. 19-12-2024
- Rechtbank Midden-Nederland Strafrecht. Ontvankelijkheid benadeelde partij. De rechtbank oordeelt, anders dan in vonnissen van de rechtbanken Limburg, Zeeland-West-Brabant en Rotterdam is gedaan, dat vorderingen niet enkel onder nummer kunnen worden ingediend en dat voor de ontvankelijkheid van een benadeelde partij is vereist dat de partij zijn volledige naam en geboortedatum kenbaar maakt. De wetgever heeft met het oog op het bieden van een grotere anonimiteit van slachtoffers in het strafproces uitdrukkelijk stilgestaan bij de gegevens die een slachtoffer moet invullen wanneer hij zich met een schadevergoeding in het strafproces wenst te voegen. Na overleg met betrokken partijen en instanties is het formulier als bedoeld in artikel 51g lid 1 Sv vastgesteld. Er is daarbij voor gekozen om uitsluitend nog voor te schrijven dat een benadeelde partij zijn naam en geboortedatum kenbaar moet maken. Dat werd kennelijk gezien als een absoluut minimumvereiste om de vordering te kunnen beoordelen. Bij deze stand van zaken ligt het op de weg van de wetgever om hierin desgewenst verandering aan te brengen. Daarbij dient dan ook aandacht besteed te worden aan andere bepalingen met betrekking tot de benadeelde partij, die thans niet passen bij een benadeelde partij waarvan geen persoonsgegevens bekend zijn. Voorts kan de wetgever dan (procedurele) waarborgen inbouwen waarmee tegemoet kan worden gekomen aan de belangen van de verdediging. De rechtbank ziet gelet op vorenstaande nu geen juridische ruimte om de vorderingen van partijen die hun naam en geboortedatum niet kenbaar hebben gemaakt toe te staan. Benadeelde partijen worden in de gelegenheid gesteld het verzuim te herstellen. 19-12-2024
- Rechtbank Rotterdam Deelgeschil. In 2019 is meneer een verkeersongeval overkomen. Een bestuurder reed met een Ford Transit met oplegger een kruispunt op zonder voorrang te verlenen aan meneer, die op dat moment als bestuurder van een bestelbus voor de andere bestuurder van rechts kwam. Hierdoor is meneer tegen de oplegger aangereden. Partijen zijn verdeeld over de omvang van de letselschade. Om daar meer duidelijkheid over te krijgen heeft een neuroloog, op gezamenlijk verzoek van partijen, een deskundigenonderzoek verricht, maar dat bracht partijen niet nader tot elkaar. Partijen willen elk beslissingen over de betekenis die aan dit rapport toegekend moet worden. De WAM-verzekeraar van de bestuurder heeft de aansprakelijkheid erkend maar stelt dat de medische expertise die op gezamenlijk verzoek is uitgevoerd niet als bindend uitgangspunt kan worden gezien. De rechtbank stelt dat het vaste rechtspraak is, dat partijen in beginsel gebonden zijn aan de inhoud van een deskundigenrapport als zij in het kader van de schadeafwikkeling gezamenlijk overeenkomen een deskundige in te schakelen en hem of haar een vraagstelling voorleggen waarover tussen hen overeenstemming bestaat. Er kan een uitzondering worden gemaakt op dit beginsel maar de enkele omstandigheid dat de deskundige zijn beoordeling naar de mening van een partij niet genoegzaam heeft toegelicht of gemotiveerd is een onvoldoende grond om het oordeel van de deskundige terzijde te kunnen stellen. Volgens de rechtbank is de motivering van de WAM-verzekeraar niet zodanig dat het rapport zijn innerlijke samenhang verliest of dat de neuroloog zichzelf tegenspreekt, waardoor partijen gebonden zijn aan het rapport. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat het causaal verband tussen de klachten van meneer over zijn nek en de linkerzijde van zijn hals en het ongeval zijn bewezen. Het is voldoende aannemelijk dat het gederfde inkomen kan worden toegerekend aan het ongeval. Meneer heeft daarom recht op een voorschot op de schadevergoeding. Voor het toekennen van de overige schadeposten is nader onderzoek vereist. 18-12-2024
- Rechtbank Rotterdam Deelgeschil. Bestuurder van een bestelbus is in 2021 op de A16 door een personenauto met hoge snelheid van achteren aangereden. De WAM-verzekeraar van de personenauto heeft de aansprakelijkheid erkend. De WAM-verzekeraar heeft tot op heden € 25.000 aan voorschotten betaald aan de bestuurder. Partijen zijn verdeeld over de vraag of WAM-verzekeraar nog een aanvullend voorschot moet betalen en of zij de nog openstaande nota’s van zijn advocaat moet betalen. De bestuurder stelt dat het uitgekeerde voorschot ruimschoots lager is dan de schade die hij inmiddels heeft geleden. De WAM-verzekeraar vindt dat de bestuurder onvoldoende onderbouwd heeft dat hij als gevolg van het ongeval de door hem gestelde klachten sinds het ongeval heeft gehad en nog steeds heeft en dat hij daardoor niet heeft kunnen studeren of werken en dat ook nu nog niet kan. De aard van de deelgeschilprocedure brengt mee dat de deelgeschilrechter zoveel mogelijk uitdrukkelijk en zonder voorbehoud oordeelt. Dit betekent dat op basis van de stukken die nu in het dossier zitten vastgesteld moet kunnen worden dat de bestuurder een aanspraak heeft op schadevergoeding die de reeds door de WAM-verzekeraar betaalde voorschotten (in voldoende mate) overstijgt. De rechtbank oordeelt dat de medische stukken in het dossier op dit moment ontoereikend zijn om een uitspraak te doen over het causaal verband tussen het gestelde verlies aan arbeidsvermogen waardoor het aanvullende voorschot niet wordt toegekend. Wel dient de verzekeraar de openstaande nota’s van de advocaat van de bestuurder en de kosten van het deelgeschil te betalen. 18-12-2024
- Rechtbank Limburg Vervolg op tussenvonnis. Benoeming psychiater, vraagstelling. Eiser, die drie levensdelicten heeft begaan, stelt dat sprake was van een psychose en dat een GGZ-instelling bij de behandeling van eiser niet aan haar zorgplicht heeft voldaan. De rechtbank gelast een deskundigenbericht en gaat uitvoerig in op de aan de deskundige voor te leggen vraagstelling. De benoeming van een deskundige die werkzaam is voor een samenwerkingspartner van de GGZ-instelling heeft niet de voorkeur van de rechtbank. De rechtbank verzoekt partijen zich (opnieuw) uit te laten over de persoon van de te benoemen psychiater. Het calamiteitenrapport hoeft de GGZ-instelling niet in het geding te brengen. De rechtbank komt terug op een in een eerder tussenvonnis vervatte eindbeslissing. Achteraf opgestelde verklaringen door behandelaren kunnen (toch) bij de beoordeling worden betrokken. Wel moet inzichtelijk worden welke waarde de deskundige aan deze verklaringen heeft gehecht. Het verzoek van eiser dat drie pro Justitia-rapporten enkel ter kennis mogen worden gebracht aan de rechtbank, de advocaat van de verzekeraar van de GGZ-instelling en de deskundige, wijst de rechtbank af. Een beroep op artikel 22a lid 1 en 2 Rv wordt niet gehonoreerd. 18-12-2024
- Rechtbank Noord-Holland Een vrouw vordert schadevergoeding van haar vader omdat hij haar meermalen in haar jeugd en als volwassene lichamelijk en psychisch zou hebben mishandeld. De vader betwist uitdrukkelijk dat hij zich ooit schuldig heeft gemaakt aan mishandeling. Volgens de man zijn alle vorderingen die zien op gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden voor 10 augustus 2011 bovendien verjaard. De rechtbank oordeelt dat dit verjaringsverweer slaagt. Verder oordeelt de rechtbank dat alleen de mishandeling op 26 december 2021 in rechte is vast te komen staan. De vader heeft op die dag onrechtmatig jegens de vrouw gehandeld door haar in een schermutseling hardhandig bij haar armen vast te pakken en op haar voet te staan, waardoor de vrouw blauwe plekken heeft opgelopen. De rechtbank bepaalt het smartengeld naar billijkheid op € 400. Met de betaling van dit bedrag in de strafzaak heeft de vader deze schade al vergoed. Ten aanzien van de overige schadeposten geldt dat bij gebrek aan een deugdelijke onderbouwing niet kan worden aangenomen dat deze in juridisch causaal verband staan met de mishandeling op 26 december 2021, zodat ook deze vorderingen worden afgewezen. 18-12-2024
- Rechtbank Amsterdam Bestuurder van een personenauto is tijdens het invoegen op de A10 aangereden door een vrachtwagen. Bestuurder van de vrachtwagen blijkt onder invloed van cocaïne. De verzekeraar heeft iedere aansprakelijkheid afgewezen. De kantonrechter oordeelt dat in deze zaak de omkeringsregel van toepassing is omdat de TVM-verzekeraar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de aanrijding ook had plaatsgevonden indien de vrachtwagenchauffeur niet onder invloed van cocaïne was. Het causaal verband is hierdoor vast te komen staan waardoor er een rechtstreeks vorderingsrecht tegenover van de verzekeraar bestaat. De verzekeraar stelt dat er sprake is van eigen schuld aan de kant van de bestuurder van de personenauto. Zij zou artikel 54 RVV hebben overtreden door bij het uitvoeren van de bijzondere manoeuvre het overige verkeer niet voor te laten gaan. De kantonrechter gaat hierin mee en stelt de eigen schuld vast op 30%. Dat betekent dat de verzekeraar gehouden is om 70% van de schade te vergoeden. Daarbij heeft de kantonrechter in aanmerking genomen dat de auto zich kort voorafgaand of tijdens het invoegen (mogelijk) in de dode hoek van vrachtwagen bevond, maar dat de vrachtwagenchauffeur ter plekke en in de onderhavige verkeerssituatie met die mogelijkheid rekening moest houden. 13-12-2024
- Rechtbank Limburg Strafrecht. De verdachte wordt tot 14 jaar gevangenisstraf veroordeeld wegens doodslag van zijn echtgenote en het verhullen van de dood(soorzaak) door het in brand steken van haar lichaam. De twee zonen van de vrouw krijgen geen shockschade toegewezen aangezien de gevorderde bedragen niet nader zijn onderbouwd. De vorderingen tot vergoeding van gederfd levensonderhoud worden niet-ontvankelijk verklaard. Nader onderzoek is nodig, maar dit zou het strafgeding onevenredig belasten. Beide zonen krijgen wel € 32.500 toegekend vanwege aantasting in de persoon als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 onder b BW. De kinderen zijn hun moeder kwijtgeraakt, maar nu ook hun vader door de strafoplegging. De kinderen zijn meermalen verhuisd, van school gewisseld en hebben geen afscheid kunnen nemen van hun moeder. De zonen krijgen ook beide € 20.000 toegewezen aan affectieschade. De ouders van de vrouw krijgen beiden € 17.500 aan affectieschade. 13-12-2024
- Rechtbank Noord-Holland Deelgeschil. In 2019 heeft een man als gevolg van een herseninfarct letsel opgelopen. De man heeft het ziekenhuis aansprakelijk gesteld door de geleden en te lijden schade als gevolg van een inschattingsfout, gemaakt toen de man de afdeling spoedeisende hulp bezocht met uitvalklachten. Het ziekenhuis heeft Centramed ingeschakeld, die namens het ziekenhuis heeft erkend dat er een inschattingsfout is gemaakt. Het causaal verband tussen deze fout en het letsel van de man wordt echter betwist. De partijen hebben gezamenlijk een neuroloog opdracht gegeven om aan de hand van een aantal door partijen gezamenlijk geformuleerde vragen een neurologische expertise te verrichten ter beoordeling van de schadeclaim. De man verzoekt de rechtbank om voor recht te verklaren dat het deskundigenrapport van de neuroloog bindend is voor beide partijen. Volgens de man moet het deskundigenrapport op een lijn worden gesteld met een door de rechter opgedragen deskundigenbericht omdat het deskundigenrapport op een voor voorlopig deskundigenbericht voorgeschreven wijze tot stand is gekomen. Het ziekenhuis en Centramed zijn het hier niet mee eens. De rechtbank is van oordeel dat de bezwaren van het ziekenhuis en Centramed niet kunnen worden aangemerkt als zwaarwegende en steekhoudende bezwaren. Het deskundigenrapport is bindend en de daarin geformuleerde uitgangspunten moeten in acht worden genomen bij de verdere afwikkeling van de schade. 06-12-2024
- Rechtbank Den Haag Deelgeschil. Een bestuurster is in 2014 van achteren aangereden door een andere auto. De vrouw heeft aanspraak gemaakt op een uitkering van de SVI-verzekeraar. In 2014 is de WAM-verzekeraar van de achterop rijdende automobilist door de SVI-verzekeraar aansprakelijk gesteld. De SVI-verzekeraar heeft de vrouw op enig moment medegedeeld dat zij voornemens was de schaderegeling af te breken wegens opzettelijke misleiding, hetgeen de verzekeraar ook heeft gedaan. De bestuurster heeft de WAM-verzekeraar in 2023 verzocht om de schaderegeling op te pakken. De WAM-verzekeraar is daartoe niet bereid en stelt dat de op artikel 6 WAM gebaseerde vordering verjaard is. De bestuurster verzoekt de rechtbank voor recht te verklaren dat haar vordering nog niet verjaard is, althans dat de WAM-verzekeraar zich op grond van redelijkheid en billijkheid niet op verjaring kan beroepen. Volgens de rechtbank is er geen sprake geweest van stuiting van de verjaring. Het beroep op de redelijkheid en billijkheid slaagt niet. De rechtbank verklaart voor recht dat de vordering op de WAM-verzekeraar is verjaard. 05-12-2024
- Rechtbank Midden-Nederland Niet-letsel. Er is blikschade ontstaan bij een ongeval op een tweestrooksrotonde tussen twee automobilisten. De vraag is wie daarvoor aansprakelijk is. De eiser (voor wie een van de automobilisten in een leaseauto reed) vordert een verklaring voor recht dat de andere automobilist en/of de verzekeraar van de automobilist aansprakelijk is/zijn voor de schade. De kantonrechter oordeelt dat de automobilist en de verzekeraar hoofdelijk aansprakelijk zijn. De automobilist had op de rotonde rechtdoor moeten rijden. De werkgeefster moet echter 20% van de schade zelf dragen vanwege ‘eigen schuld’ in de zin van artikel 6:101 BW omdat er voorrang verleend had moeten worden bij het verlaten van de rotonde. 27-11-2024
- Rechtbank Gelderland In 2008 is een minderjarige ruiter tijdens een paardrijles van een pony gevallen. In 2016 is de manege aansprakelijk gesteld door de (ouders van) de ruiter. De verzekeraar van de manege, bij wie de manege in 2011 een verzekering heeft afgesloten, heeft laten weten dat zij geen dekking biedt voor het ongeval van de ruiter. De verzekeraar stelt dat omdat de manege op de datum van het ongeval niet bij de verzekeraar verzekerd was er niet wordt toegekomen aan de vraag of er sprake is van een verzekerd voorval. De rechtbank is het hier niet mee eens. Dekking is mogelijk voor schade van derden als de aanspraak voor het eerst tegen de verzekerde is ingesteld tijdens de looptijd van de verzekering en de aanspraak respectievelijk omstandigheid voor de ingangsdatum van de verzekering bij de verzekerde niet bekend was of redelijkerwijs had kunnen zijn. Er is volgens de rechtbank geen schending van de mededelingsplicht. De manege had in de gegeven omstandigheden in 2011 niet hoeven te verwachten dat zij in 2016 nog zou worden aangesproken. De verzekeraar wordt veroordeeld om dekking te verlenen onder de verzekering. 20-11-2024
- Rechtbank Amsterdam Niet-letsel. Een bestuurder is in 2022 met zijn auto van de weg geraakt toen hij de oprit naar de snelweg opreed. De auto is langs de berm naar beneden gegleden en in de sloot terechtgekomen. De bestuurder heeft een ruit van de auto ingeslagen, is uit de auto geklommen en naar huis gegaan. De hulpdiensten zijn naar de plek van het ongeval gereden. De politie is vervolgens naar het huis van de bestuurder gegaan en heeft daar en op het politiebureau een alcoholcontrole uitgevoerd, waarna het rijbewijs van de bestuurder voor een periode is ingevorderd. De auto is total loss verklaard. De bestuurder wil dat de verzekeraar de schade vergoed. De verzekeraar weigert dekking te verlenen omdat zij meent dat de bestuurder zijn medewerkingsplicht heeft geschonden door de plaats van het ongeval te verlaten en thuis direct alcohol te drinken. De bestuurder heeft daarnaast afwijkende verklaringen afgelegd en niet gereageerd op vragen van de verzekeraar. Daarnaast vraagt de verzekeraar zich af of de bestuurder een verzekerd belang heeft nu de verzekeringnemer de ex-vrouw van de bestuurder was. De rechtbank laat de vraag wie de eigenaar van de auto is en of de bestuurder een verzekerd belang heeft in het midden. Volgens de rechtbank heeft de bestuurder door zijn handelen niet meegewerkt aan het onderzoek van de verzekeraar en heeft hij het daarmee onmogelijk gemaakt de toedracht vast te stellen. Daarmee is de verzekeraar in een redelijk belang geschaad en heeft zij de dekking mogen weigeren. 25-09-2024
- Rechtbank Noord-Holland Een man is in 2012 en 2020 betrokken geraakt bij een tweezijdig verkeersongeval. De man stelt door beide ongevallen letsel te hebben opgelopen. In 2016 is in opdracht van de man en de aansprakelijkheidsverzekeraar van de wederpartij gezamenlijk een deskundigenonderzoek verricht naar de gevolgen van het eerste ongeval. De man verzoekt nu een voorlopig deskundigenonderzoek door een neuroloog en een psychiater, dat zich uitstrekt over de gevolgen van beide ongevallen. Niet in geschil is dat een deskundigenonderzoek nodig is. De aansprakelijkheidsverzekeraar van de wederpartijen bij beide ongevallen stelt echter dat kan worden volstaan met een neurologische expertise naar de gevolgen van het tweede ongeval, met eventueel een neuropsychologisch hulponderzoek. De rechtbank oordeelt dat er geen zwaarwegende en steekhoudende bezwaren zijn die ertoe leiden dat het betreffende deskundigenrapport buiten beschouwing moet worden gelaten. De rechtbank beveelt ten aanzien van het tweede ongeluk een aanvullend deskundigenonderzoek. 25-07-2024