Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe PS Updates aan.
Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, die te raadplegen zijn via de hyperlinks onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.
Pre-existentie/predispositie.
Zowel in 1996 als in 2013 is een man een bedrijfsongeval overkomen. Uit het deskundigenbericht blijkt dat de man klachten, afwijkingen en beperkingen ervaart aan zijn rechter- en linkerenkel en -voet. De deskundige stelt geen aanwijzingen te hebben dat de huidige pijnklachten en beperkingen van de man ook aanwezig zouden zijn zonder het bedrijfsongeval van 2013. Wel is hij van mening dat er zonder het ongeval van 2013 kans op pijnklachten was van de linkerenkel, maar deze klachten zouden volgens de deskundige minder hevig en minder beperkend zijn dan de klachten die man nu heeft. De rechtbank leidt hieruit af dat de man door het pre-existente letsel een predispositie had om pijnklachten aan zijn linkerenkel en linkervoet te ontwikkelen. Het deskundigenbericht geeft echter geen aanknopingspunten in welke omvang en op welke termijn dat het geval had kunnen zijn. Met deze informatie moet de rechtbank de goede en kwade kansen afwegen of de man in de hypothetische situatie zonder het ongeval van 2013 ook klachten en beperkingen zou hebben ontwikkeld, waardoor hij arbeidsongeschikt zou zijn geworden, en zo ja in welke mate en op welke termijn. De rechtbank acht echter op zichzelf vooralsnog aannemelijk dat de man in de hypothetische situatie zonder ongeval niet tot het bereiken van de leeftijd van 70 jaar zou zijn blijven werken. De rechtbank acht op dit punt nadere voorlichting door een deskundige noodzakelijk, met name met betrekking tot statistische gegevens uit de bouwsector over het percentage werknemers/zelfstandigen dat (i) gebruik maakt van de (thans nog geldende) regeling om eerder dan de pensioengerechtigde leeftijd te stoppen met werken, (ii) bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd daadwerkelijk stopt met werken en (iii) na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd nog doorwerkt. Daarbij zal ook voor zover mogelijk moeten worden betrokken in hoeverre dat geldt voor werknemers/zelfstandigen die al gedeeltelijk lichamelijk beperkt/minder belastbaar zijn en tevens of het daarbij verschil maakt of zij al dan niet pensioen hebben opgebouwd (PS 2025-0160).
Gebondenheid aan deskundigenrapport: rechtsverwerking ten aanzien van bezwaren en beperking in tijd ten aanzien van gebondenheid.
Deelgeschil. Een vrouw is in 2010 aangereden door een motorfietser. Zij stelt als gevolg van die aanrijding een conversiestoornis te hebben ontwikkeld die heeft geleid tot volledig functieverlies van haar linkerbeen. De vrouw vordert vergoeding van de (verschenen) schade. De verzekeraar van de motorfiets heeft aansprakelijkheid erkend maar meent dat de vrouw geen recht heeft op nadere schadevergoeding. De vrouw heeft na het ongeval een tweede verkeersongeval niet gemeld en heeft jegens de verzekeraar inconsistent en onjuist verklaard. De verzekeraar heeft echter niet of niet voldoende onderbouwd gesteld dat zij bewust het ongeval heeft verzwegen en opzettelijk inconsistent en onjuist heeft verklaard. Opzet tot misleiding is daarmee niet komen vast te staan. Een en ander kan dus niet leiden tot verval van het vorderingsrecht van artikel 6 WAM. In een deskundigenrapport is geconcludeerd dat de conversiestoornis is veroorzaakt door de aanrijding. De rechtbank verklaart voor recht dat de wederpartij gebonden is aan het rapport van de deskundige. Ten aanzien van de bezwaren van de verzekeraar tegen het rapport van de deskundige is volgens de rechtbank sprake van rechtsverwerking. Voor de gebondenheid aan het rapport wordt wel een beperking in de tijd aangenomen, namelijk tot 19 juni 2015. Het rapport kan dus niet als enige uitgangspunt gelden voor de verdere schadeafwikkeling. De rechtbank ziet een traject voor zich waarin hernieuwde medische expertises worden verricht om de beperkingen, en daarmee de schade, in kaart te brengen die verband houden met het ongeval (PS 2025-0161).
Literatuur
Hier vindt u het overzicht van de literatuur die sinds de vorige nieuwsbrief is verschenen.
J. Haarsma & E.S. van den Berg, annotatie JA bij ‘Rechtbank Rotterdam 28 november 2024, nr. 10/057765-23, ECLI:NL:RBROT:2024:12002’, JA 2025/41 (Veroordeling doodslag. Vordering affectieschadevergoeding. Verstandelijk beperkte nabestaande. Niet-ontvankelijk)
H. Verdam, annotatie JA bij ‘Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 8 oktober 2024, nr. 200.306.968_01, ECLI:NL:GHSHE:2024:3138’, JA 2025/45 (WAM. AVB. Deelneming aan het verkeer. Verzekeringsdekking)
M. Opdam, annotatie JA bij ‘Rechtbank Limburg zp Maastricht 11 december 2024, nr. 11126108 \ CV EXPL 24-2739, ECLI:NL:RBLIM:2024:9352’, JA 2025/46 (Werkgeversaansprakelijkheid. Zorgplicht. Verkeersongeval)
W.H. van Boom e.a., ‘Belangenbehartiging bij letselschade: nog een weg te gaan’, TVP 2025, afl. 1
M.H.J. van der Linden, ‘Small steps or one giant leap? Reactie van het NIVRE op het WODC-rapport De belangenbehartiger bij letselschade’, TVP 2025, afl. 1
I.M. Becx & G. Emons, ‘Letselschadeslachtoffers lopen risico’s. Reactie van Slachtofferhulp Nederland op het WODC-rapport De belangenhartiger bij letselschade’, TVP 2025, afl. 1
I.C.M. Stoop & F.A.R.M. Zwarts, ‘De voorzet is gegeven, nu doorpakken! Reactie van het NIS op het WODC-rapport De belangenbehartiger bij letselschade’, TVP 2025, afl. 1
A. Loonstra, ‘Oproep tot gezamenlijke aanpak kwalijke praktijken. Reactie van Q-Consult Insurance op het WODC-rapport De belangenbehartiger bij letselschade’, TVP 2025, afl. 1
E.W. Bosch, ‘De belangenhartiger bij letselschade: slachtoffers verdienen een betere bescherming!’, TVP 2025, afl. 1
Bestuur LSA, ‘De belangenhartiger bij letselschade: reactie LSA-bestuur op het WODC-rapport De belangenbehartiger bij letselschade’, TVP 2025, afl. 1
Bestuur NLE, ‘De NLE pleit voor certificering en regie. Reactie NLE-bestuur op het WODC-rapport De belangenbehartiger bij letselschade’, TVP 2025, afl. 1
J.M. Beer, ‘Wie beschermt slachtoffers tegen de uitwassen in het ongereguleerde circuit? Annotatie bij Hof Arnhem-Leeuwarden 15 oktober 2025, ECLI:NL:GHARL:2024:6313’, TVP 2025, afl. 1
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps-updates@boom.nl.
Met vriendelijke groet,
Ilona van der Zalm & Armin Vorsselman
PS Updates
Hof
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden De verdachte krijgt een levenslange gevangenisstraf voor het medeplegen van een viervoudige moord in 2018. Er zijn twintig vorderingen door benadeelde partijen ingediend. Het hof behandelt de vorderingen inhoudelijk. Het hof overweegt dat de vier slachtoffers allen opzettelijk en met voorbedachten rade op nietsontziende en koelbloedige wijze zijn geëxecuteerd. Het toegebrachte leed aan de nabestaanden is intens en onmetelijk. Vanuit dit gezichtspunt bezien bestaat er zonder meer aanleiding tot vergoeding van shockschade. Ook de aard en de hechtheid van de relatie tussen de overleden slachtoffers en hun nabestaanden zouden daartoe aanleiding geven. Immers, alle benadeelde partijen die shockschade vorderen, staan in een hechte – familierechtelijke – relatie tot de slachtoffers omdat ze hun vader, moeder, kind, partner of broer en zus zijn. Het hof acht verder voldoende onderbouwd dat de nabestaanden na de moord op de slachtoffers allen op hun eigen wijze zijn geconfronteerd met de gevolgen van het handelen van verdachte. De nabestaanden zijn allen geconfronteerd met het gehavende lichaam van hun familielid, nadat deze was vermoord. Zo’n confrontatie met het levenloze lichaam met gehavend hoofd en/of gezicht moet heftig en ronduit schokkend zijn geweest. Daarnaast zijn de nabestaanden al dan niet ongewild geconfronteerd met (de heftige details van) de moord op hun familielid via de berichtgeving in de media. Het standpunt van de verdediging dat de nabestaanden de shock hadden kunnen voorkomen door het lichaam van hun geliefde niet te bekijken, volgt het hof niet en is ook niet relevant. 28-02-2025
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Een letselschadebemiddelaar is veroordeeld tot veertien maanden celstraf, waarvan vier maanden voorwaardelijk. De man gebruikte opzettelijk valse arbeidsovereenkomsten en salarisstroken om € 300.000 schadevergoeding te krijgen van een verzekeraar. Daarnaast verduisterde hij letselschadebedragen van zijn cliënten. Hij moet hen schadevergoedingen betalen van ruim € 250.000. Anders dan de rechtbank zal het hof niet als bijkomende straf de openbaarmaking van het arrest gelasten, nu de verdachte daar inmiddels al ruimschoots de gevolgen van heeft ondervonden, omdat het veroordelende vonnis in eerste aanleg al wel ongeanonimiseerd gepubliceerd is geweest. 29-01-2025
Rechtbank
- Rechtbank Rotterdam Een vrouw stelt dat toen ze in 2021 tijdens een winkelbezoek een opgevouwen trui pakte om deze beter te bekijken het etiket van de trui in haar rechteroog terechtkwam. Hierdoor zou zij oog- en psychische klachten hebben opgelopen. De vrouw heeft de kledingwinkel aansprakelijk gesteld voor de geleden en nog te lijden schade. De kledingwinkel en haar verzekeraar hebben de aansprakelijkheid afgewezen. De vrouw wil nu dat zijzelf, haar dochter en een vriendin als getuigen worden gehoord. De kantonrechter wijst het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor af. Het doel van een voorlopig getuigenverhoor is erop gericht dat de vrouw duidelijkheid kan krijgen omtrent de feiten met betrekking tot het gestelde incident teneinde haar (bewijs)positie en daarmee ook haar proceskansen in een eventueel aanhangig te maken bodemzaak beter te kunnen inschatten. De vrouw weet echter al precies wat zij en de overige getuigen willen en kunnen verklaren. Zij is dus al in staat om haar rechtspositie en proceskansen te kunnen bepalen. De vrouw heeft dus geen belang bij een voorlopig getuigenverhoor. Het verzoek wordt ook wegens misbruik van bevoegdheid op grond van het evenredigheidscriterium afgewezen. 21-02-2025
- Rechtbank Gelderland Zowel in 1996 als in 2013 is een man een bedrijfsongeval overkomen. Uit het deskundigenbericht blijkt dat de man klachten, afwijkingen en beperkingen ervaart aan zijn rechter- en linkerenkel en -voet. De deskundige stelt geen aanwijzingen te hebben dat de huidige pijnklachten en beperkingen van de man ook aanwezig zouden zijn zonder het bedrijfsongeval van 2013. Wel is hij van mening dat er zonder het ongeval van 2013 kans op pijnklachten was van de linkerenkel, maar deze klachten zouden volgens de deskundige minder hevig en minder beperkend zijn dan de klachten die man nu heeft. De rechtbank leidt hieruit af dat de man door het pre-existente letsel een predispositie had om pijnklachten aan zijn linkerenkel en linkervoet te ontwikkelen. Het deskundigenbericht geeft echter geen aanknopingspunten in welke omvang en op welke termijn dat het geval had kunnen zijn. Met deze informatie moet de rechtbank de goede en kwade kansen afwegen of de man in de hypothetische situatie zonder het ongeval van 2013 ook klachten en beperkingen zou hebben ontwikkeld, waardoor hij arbeidsongeschikt zou zijn geworden, en zo ja in welke mate en op welke termijn. De rechtbank acht echter op zichzelf vooralsnog aannemelijk dat de man in de hypothetische situatie zonder ongeval niet tot het bereiken van de leeftijd van 70 jaar zou zijn blijven werken. De rechtbank acht op dit punt nadere voorlichting door een deskundige noodzakelijk, met name met betrekking tot statistische gegevens uit de bouwsector over het percentage werknemers/zelfstandigen dat (i) gebruik maakt van de (thans nog geldende) regeling om eerder dan de pensioengerechtigde leeftijd te stoppen met werken, (ii) bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd daadwerkelijk stopt met werken en (iii) na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd nog doorwerkt. Daarbij zal ook voor zover mogelijk moeten worden betrokken in hoeverre dat geldt voor werknemers/zelfstandigen die al gedeeltelijk lichamelijk beperkt/minder belastbaar zijn en tevens of het daarbij verschil maakt of zij al dan niet pensioen hebben opgebouwd. 19-02-2025
- Rechtbank Midden-Nederland Deelgeschil. Een vrouw is in 2010 aangereden door een motorfietser. Zij stelt als gevolg van die aanrijding een conversiestoornis te hebben ontwikkeld die heeft geleid tot volledig functieverlies van haar linkerbeen. De vrouw vordert vergoeding van de (verschenen) schade. De verzekeraar van de motorfiets heeft aansprakelijkheid erkend maar meent dat de vrouw geen recht heeft op nadere schadevergoeding. De vrouw heeft na het ongeval een tweede verkeersongeval niet gemeld en heeft jegens de verzekeraar inconsistent en onjuist verklaard. De verzekeraar heeft echter niet of niet voldoende onderbouwd gesteld dat zij bewust het ongeval heeft verzwegen en opzettelijk inconsistent en onjuist heeft verklaard. Opzet tot misleiding is daarmee niet komen vast te staan. Een en ander kan dus niet leiden tot verval van het vorderingsrecht van artikel 6 WAM. In een deskundigenrapport is geconcludeerd dat de conversiestoornis is veroorzaakt door de aanrijding. De rechtbank verklaart voor recht dat de wederpartij gebonden is aan het rapport van de deskundige. Ten aanzien van de bezwaren van de verzekeraar tegen het rapport van de deskundige is volgens de rechtbank sprake van rechtsverwerking. Voor de gebondenheid aan het rapport wordt wel een beperking in de tijd aangenomen, namelijk tot 19 juni 2015. Het rapport kan dus niet als enige uitgangspunt gelden voor de verdere schadeafwikkeling. De rechtbank ziet een traject voor zich waarin hernieuwde medische expertises worden verricht om de beperkingen, en daarmee de schade, in kaart te brengen die verband houden met het ongeval. 19-02-2025