Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe PS Updates aan.
Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, die te raadplegen zijn via de hyperlinks onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.
Hersenletsel baby: € 80.000 immateriële schade baby en € 17.500 affectieschade voor de moeder.
Strafrecht. Verdachte heeft kracht uitgeoefend op het hoofd van de baby en/of de baby krachtig heen en weer geschud, waardoor bij de baby ernstig hersenletsel is ontstaan en hij zwaar gehandicapt is geraakt. Het hof veroordeelt verdachte wegens poging tot doodslag op zijn zeven maanden oude baby. Het hof kent de baby een bedrag van € 80.000 toe aan immateriële schade. De moeder heeft naar het oordeel van het hof recht op een bedrag van € 17.500 aan affectieschade. Het kind was een regulier ontwikkelende jongen maar door het incident loopt hij achter op zijn leeftijdsgenoten doordat hij ernstig hersenletsel heeft opgelopen. Het hof ziet dit als een reden om de affectieschade toe te kennen (PS 2025-0169).
Conclusie A-G: eisen aan stelplicht, algemene stellingen (in plaats van stellingen per individu) onvoldoende.
Conclusie advocaat-generaal Hartlief. Werknemers hebben deelgenomen aan een project dat ziet op restauratiewerkzaamheden van oude treinstellen. Deze werkzaamheden vonden plaats op het terrein van Nedtrein. Tijdens deze werkzaamheden heeft er blootstelling aan chroom-6 plaatsgevonden. Het hof heeft – anders dan de rechtbank – de vorderingen van werknemers afgewezen, omdat zij hun vorderingen slechts als collectief en niet per individu hebben gemotiveerd en onderbouwd. In cassatie richten de werknemers hun klachten tegen het arrest van het hof. Die klachten houden onder meer in dat het hof ten onrechte geen oordeel heeft gegeven over de vordering tot vergoeding van immateriële schade, te hoge eisen heeft gesteld aan de stelplicht en de drempel voor aansprakelijkheid te hoog heeft gelegd. De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep, omdat de vorderingen steeds zijn gebaseerd op en zijn toegelicht met algemene stellingen. In een slotbeschouwing merkt Hartlief op dat een dergelijke afloop van deze zaak iets onbevredigends heeft, omdat op zijn minst niet kan worden uitgesloten dat een aantal personen een schadevergoeding misloopt waarop hij/zij recht zou hebben gehad, indien de vordering op individueel niveau voldoende zou zijn onderbouwd. Hartlief heeft geschetst dat de rek in het aansprakelijkheidsrecht niet oneindig is – maar dat laat onverlet dat de uitkomst teleurstelt (PS 2025-0165).
Literatuur
Hier vindt u het overzicht van de literatuur die sinds de vorige nieuwsbrief is verschenen.
A.J. Verheij, ‘Over de onkenbaarheid van de toekomst en de begroting van schade’, VR 2025/27
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps-updates@boom.nl.
Met vriendelijke groet,
Ilona van der Zalm & Armin Vorsselman
PS Updates
Hoge Raad
Hof
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Strafrecht. Het slachtoffer heeft een incomplete dwarslaesie overgehouden aan een schietincident. Hierdoor is het leven van het slachtoffer op verstrekkende wijze veranderd en zal hij niet meer kunnen leven zoals hij gewend was. Zo is het zeer waarschijnlijk dat het slachtoffer nooit meer zonder hulpmiddelen zal kunnen lopen en afhankelijk blijft van derden in zijn dagelijkse bezigheden. De kwaliteit van leven is voor hem aanzienlijk verminderd door het handelen van de verdachte. Dat het slachtoffer ook tot op heden dagelijks te kampen heeft met de psychische gevolgen van de schietpartij acht het hof gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde zeer aannemelijk. Deze ernstige aantasting in de persoon geeft naar het oordeel van het hof recht op vergoeding van immateriële schade. Het hof is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid van oordeel dat deze vordering behoort te worden toegewezen tot het gevorderde bedrag van € 200.000. 17-03-2025
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Strafrecht. Verdachte heeft kracht uitgeoefend op het hoofd van de baby en/of de baby krachtig heen en weer geschud, waardoor bij de baby ernstig hersenletsel is ontstaan en hij zwaar gehandicapt is geraakt. Het hof veroordeelt verdachte wegens poging tot doodslag op zijn zeven maanden oude baby. Het hof kent de baby een bedrag van € 80.000 toe aan immateriële schade. De moeder heeft naar het oordeel van het hof recht op een bedrag van € 17.500 aan affectieschade. Het kind was een regulier ontwikkelende jongen maar door het incident loopt hij achter op zijn leeftijdsgenoten doordat hij ernstig hersenletsel heeft opgelopen. Het hof ziet dit als een reden om de affectieschade toe te kennen. 13-03-2025
- Gerechtshof Amsterdam Een moeder is na het te hulp schieten van haar zoontje, nadat deze door iemand door elkaar is geschud, aangevallen door vier personen, zo stelt zij. Vast staat dat een schermutseling heeft plaatsgevonden, maar het is de vraag of er in groepsverband onrechtmatig is gehandeld jegens de moeder in de zin van artikel 6:166 BW. Daarnaast is in geschil of de aanvallers onrechtmatig hebben gehandeld jegens de minderjarige zoon van de moeder die aanwezig was bij de vechtpartij. De moeder stelt dat de aanvallers op grond van artikel 6:162 BW jo. artikel 6:166 lid 1 BW hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. Het hof is op basis van het thans beschikbare materiaal van oordeel dat de moeder niet in het haar opgedragen bewijs is geslaagd. Het genoemde samenstel van handelingen kan door de moeder zijn beleefd als een groepsaanval. Dat volstaat echter niet. De gebeurtenissen kunnen, wat betreft de rol van de aanvallers daarin, immers evenzeer worden geduid als interventies om een eind te maken aan een gevecht tussen volwassenen (ouders) in een situatie waarbij diverse kinderen aanwezig waren. Die interventies kunnen in een dergelijk geval niet als onrechtmatig worden aangemerkt. Het beroep op artikel 6:166 BW en/of artikel 6:162 BW slaagt niet. 18-02-2025
Rechtbank
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant Strafrecht. Verdachte heeft openlijk in vereniging, met zijn broer, geweld gepleegd tegen het slachtoffer. Het is niet duidelijk wat de aanleiding was voor de ruzie en het geweld, maar wat wel vaststaat, is dat de gevolgen voor het slachtoffer zeer ernstig zijn. Door een vuistslag van verdachte is het slachtoffer gestrekt op de grond gevallen, waardoor hij letsel heeft opgelopen. Er was sprake van een schedelbasisfractuur, hersenbloedingen en een taalstoornis. Daarmee is vast komen te staan dat het slachtoffer door het bewezen verklaarde strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen en daarmee immateriële schade heeft geleden. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezen verklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezen verklaarde feit. De vordering van € 50.000 aan immateriële schade wordt door de rechtbank volledig toegewezen. 14-03-2025
- Rechtbank Rotterdam Strafrecht. De verdachte heeft zijn ex-partner opzettelijk en met een vooropgezet plan door het hoofd geschoten en wordt veroordeeld voor poging tot moord. Daaraan voorafgaand heeft de verdachte zijn ex-partner ook belaagd, de ruit van haar voordeur vernield, haar meerdere malen met de dood bedreigd en het opgelegde contactverbod overtreden. Het slachtoffer heeft door het handelen van de verdachte blijvend zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Ook heeft zij door de poging tot moord ernstige psychische schade opgelopen. De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 60.000 aan immateriële schade daarom ook billijk. 13-03-2025
- Rechtbank Limburg Een zorgverlener heeft voor de vrouw een noodprothese gemaakt. De vrouw blijft in gebreke met de betaling van de factuur voor deze behandeling. Zij stelt dat de behandeling niet juist is uitgevoerd waardoor zij geen betaling verschuldigd is. De vrouw heeft haar stelling dat sprake is van een tekortkoming onvoldoende gemotiveerd waardoor haar verweer niet zal slagen. 26-02-2025
- Rechtbank Rotterdam De vrouw heeft als tomatenplukker als uitzendkracht bij de werkgeefster gewerkt. Zij stelt letsel te hebben opgelopen door vallend glas als gevolg van zware wind. De werkgeefster stelt dat de plotselinge windhoos onvoorzienbaar was en dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. Er is niet vast komen te staan dat de vrouw schade heeft geleden of zal lijden die voor vergoeding in aanmerking komt (geen onderbouwing schade). Reeds daarom heeft de vrouw ook geen belang bij de door haar gevorderde verklaring voor recht. De vragen of er al dan niet sprake was van een bedrijfsongeval en of de werkgeefster al dan niet aan haar zorgplicht in de zin van artikel 7:658 BW heeft voldaan behoeven daarom niet meer in deze procedure te worden beoordeeld. 21-02-2025