Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe PS Updates aan.
Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, die te raadplegen zijn via de hyperlinks onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.
Schulddeling niet toegepast op kosten deelgeschil.
Deelgeschil. In 2021 is een man op zijn fiets verongelukt na een aanrijding met een vrachtwagen. De verzekeraar van de vrachtwagen heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend, maar vindt dat de schadevergoedingsplicht beperkt blijft tot 50% van de schade. De zoon van de overleden man is het daar niet mee eens. Hij vindt dat de schade volledig vergoed moet worden en vraagt de rechtbank te bepalen dat de verzekeraar voor 100% aansprakelijk is voor de schade die hij lijdt als gevolg van het overlijden van zijn vader. Hij voert aan dat de bestuurder van de vrachtwagen met zeer geringe snelheid het kruispunt naderde, zodat zijn vader mogelijk dacht dat hij voorrang kreeg. De bestuurder heeft niet gekeken naar het verkeer dat van links kwam, terwijl hij goed zicht had op de situatie ter plaatse. Als de bestuurder wel had gekeken, had hij de fietser gezien en de aanrijding kunnen voorkomen. De omstandigheid dat de vader het verkeersbord waaruit volgde dat hij voorrang moest verlenen aan al het kruisende verkeer en de haaientanden heeft genegeerd staat volgens de zoon niet in oorzakelijk verband met het ongeval. De verzekeraar voert aan dat de verkeersfout van de vader in aanzienlijke mate heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval. De rechtbank bepaalt de eigen schuld van de vader op een percentage van 60%. Het ongeval is voor 40% aan de bestuurder toe te rekenen. Dit betekent dat er vanuit het oogpunt van causale verdeling geen reden is om uit te gaan van een hoger aansprakelijkheidspercentage dan 50%. De rechtbank ziet geen aanleiding om een billijkheidscorrectie toe te passen en schenkt daarbij aandacht aan het feit dat de rechtbank de zoon geen vorderingsgerechtigde acht in de zin van artikel 6:108 lid 1 BW. Ondanks schulddeling geen korting op kosten deelgeschil omdat de schulddeling nu juist onderdeel is van debat in dit deelgeschil (PS 2025-0176).
Niet dragen gordel, geen eigen schuld.
Deelgeschil. Een man is tijdens het schoonvegen van de vluchtstrook van de A15 in 2022 met zijn veegwagen achterop aangereden door een vrachtwagen. De man is na het ongeval met ernstig letsel onder de vangrail aangetroffen. De verzekeraar van de vrachtwagen erkent aansprakelijkheid voor het ongeval, maar meent dat zijn vergoedingsplicht met 25% moet worden verminderd omdat de man ten tijde van het ongeval geen gordel droeg. In deze procedure kan echter niet worden vastgesteld dat sprake is van eigen schuld. De man moest geregeld in- en uitstappen voor grotere objecten die de veegwagen niet kon opzuigen. De verzekeraar heeft onvoldoende onderbouwd dat de man zich direct voorafgaand aan het ongeval in de veegwagen bevond en in een positie was waarin hij gehouden was de gordel te dragen. De gevraagde verklaring voor recht dat de verzekeraar de schade volledig dient te vergoeden wordt dan ook toegewezen. Het verzoek om een andere schadebehandelaar toe te wijzen wordt afgewezen (PS 2025-0184).
Literatuur
Hier vindt u het overzicht van de literatuur die sinds de vorige nieuwsbrief is verschenen.
S. Slabbers, ‘Aansprakelijkheid en regelgeving rond artificiële intelligentie in de zorg’, PPS-bulletin 2025/1, p. 4.
K. Maes, ‘De populariteit van secundaire aansprakelijkheid’, PPS-bulletin 2025/1, p. 5.
R. Montulet, ‘Kwestie fjordenpaarden na verwijzing opnieuw beoordeeld door het hof’, PPS-bulletin 2025/1, p. 6.
S. Lindenbergh, ‘Hordes, hobbels en heikele punten’, PPS-bulletin 2025/1, p. 8.
A. Kolder, ‘Is de tijd van de Hoge Raad voorbij?’, PPS-bulletin 2025/1, p. 9.
M. Driessen, ‘Wonen op maat: knelpunten en oplossingen’, PPS-bulletin 2025/1, p. 10.
B. de Hek, ‘Goed zitten’, PPS-bulletin 2025/1, p. 11.
U. Ellian, ‘Met het WODC-onderzoek kan ik niet veel’, PPS-bulletin 2025/1, p. 12.
A. Schijns, ‘Het vergoeden van schade heeft veel potentie!’, PPS-bulletin 2025/1, p. 13.
Ö. Adsiz & N. Oumansour, ‘Hobbels en hordes door culturele verschillen,’ PPS-bulletin 2025/1, p. 14.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps-updates@boom.nl.
Met vriendelijke groet,
Ilona van der Zalm & Armin Vorsselman
PS Updates
Hof
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Hoger beroep. Bij een bedrijfsongeval is een medewerker geëlektriseerd, doordat een kettingtakel waarmee hij werkte onder stroom bleek te staan. De aansprakelijkheidsverzekeraar van het bedrijf heeft de werknemer schadeloos gesteld. Volgens het bedrijf is de kettingtakel onder stroom komen te staan doordat een monteur bij werkzaamheden aan de kettingtakel een fout heeft gemaakt. Het bedrijf (vanwege het eigen risico) en haar verzekeraar willen de schade die zij hebben geleden (uitgekeerd) verhalen op de werkgever van de monteur. De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen. Het hof verwerpt een aantal formele verweren van de werkgever van de monteur en is van oordeel dat door de monteur een fout is gemaakt. Daarmee is de werkgever van de monteur tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst met de werkgever van het slachtoffer. Op de vraag of ook door anderen fouten zijn gemaakt en de monteur mogelijk meer fouten heeft gemaakt dan door het hof is vastgesteld kan het hof nog geen oordeel geven. Daarvoor is nader deskundigenonderzoek nodig. Het hof benoemt een deskundige. 18-03-2025
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Hoger beroep. In 2016 heeft een oogarts van een dagbehandelcentrum een ooglaserbehandeling aan beide ogen van een man uitgevoerd. Hierna ondervond de man klachten. Een andere oogarts van het dagbehandelcentrum heeft hem in 2017 geadviseerd om een herbehandeling aan beide ogen te laten uitvoeren. Na overleg met een optometrist heeft de man er echter voor gekozen om alleen zijn rechteroog te laten behandelen. Volgens de man is de ooglaserbehandeling in 2016 aan zijn beide ogen (en de herbehandeling aan zijn rechteroog in 2017) niet goed gegaan. Door die behandeling(en) heeft hij blijvende klachten ontwikkeld die tot beperkingen – en dus ook tot schade – hebben geleid. Hij zou na de behandeling geen bril (voor veraf) meer nodig hebben en de (beperkte) cilindrische afwijking in een van de ogen zou naar nihil gaan. Dat is niet het geval volgens hem. De mogelijke kans op complicaties, zoals die staan opgenomen op het toestemmingsformulier, zouden ‘slechts zeer zelden’ optreden. Mogelijke klachten van droge ogen en gevoeligheid voor licht zouden binnen enkele maanden na de behandeling verdwijnen; ook dat is niet het geval volgens hem. Hij meent dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de geneeskundige behandelingsovereenkomst en hij houdt het dagbehandelcentrum aansprakelijk voor de schade. De beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar heeft namens het dagbehandelcentrum aansprakelijkheid afgewezen. De rechtbank heeft op basis van een deskundigenrapport onder meer geoordeeld dat het dagbehandelcentrum voor 60% aansprakelijk is voor de schade van de man omdat het in het kader van de geneeskundige behandelingsovereenkomst zijn informatieplicht (informed consent) heeft geschonden. Met dit oordeel zijn beide partijen het niet eens en zij hebben beide hoger beroep ingesteld. Het hof wenst over een aantal onderwerpen nader geïnformeerd te worden dan wel een nadere onderbouwing te krijgen van het dagbehandelcentrum. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden. 18-03-2025
- Gerechtshof Amsterdam Een man heeft in 2008 een ongeluk gehad met zijn BMW-motorfiets. Hij is van mening dat dit ongeluk is veroorzaakt door een gebrek in de motorfiets en heeft BMW daarvoor aansprakelijk gesteld. De man verwijt zijn advocate dat zij na een laatste stuitingsbrief op 7 juli 2011 de vordering tegen BMW heeft laten verjaren en daarmee als beroepsbeoefenaar niet de zorgvuldigheid heeft betracht die in de gegeven omstandigheden van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mocht worden verwacht. Hij vordert daarom een verklaring voor recht dat de advocate aansprakelijk is voor de schade die daarvan het gevolg is en die nader moet worden opgemaakt. De rechtbank heeft deze vordering toegewezen. Het hof bekrachtig het vonnis. 11-03-2025
Rechtbank
- Rechtbank Noord-Nederland Strafrecht. Dubbele moord in Weiteveen. De rechtbank veroordeelt de verdachte voor twee moorden en verboden wapenbezit tot een levenslange gevangenisstraf. De ouders en kinderen van de slachtoffers hebben vergoeding voor affectieschade gevorderd. Zij behoren tot de kring van gerechtigden. De gevorderde bedragen, die aansluiten bij de normbedragen, worden toegewezen. De kinderen van de slachtoffers krijgen daarnaast € 50.000 en € 30.000 aan shockschade (immaterieel) toegekend. De rechtbank ziet geen aanleiding om de gevorderde schokschade te matigen gelet op de eveneens toegewezen affectieschade, aangezien naar het oordeel van de rechtbank sprake is van twee aparte schadeveroorzakende factoren. Aan de ene kant bestaat het algemene verdriet dat de kinderen hun ouders moeten missen, en aan de andere kant de hevige emotionele schok als gevolg van de directe confrontatie met de gevolgen van de bewezen verklaarde feiten. 25-03-2025
- Rechtbank Overijssel In 2022 is de bestuurder en enig aandeelhouder van een besloten vennootschap tijdens werkzaamheden in de bouw van een steiger gevallen, met letsel tot gevolg. In deze zaak gaat het om de vraag wie aansprakelijk is voor de schade: de opdrachtgever en/of de steigerbouwer? De toedracht staat (nog) niet vast. De opdrachtgever en de steigerbouwer betwisten dat de zelfstandige is gevallen doordat het materiaal gebrekkig was en/of te weinig valbeveiliging aanwezig was. De rechtbank laat toe dat de zelfstandige bewijs aanlevert dat hij ten val is gekomen als gevolg van gebrekkig materiaal en/of te weinig valbeveiliging. Als hij slaagt in deze bewijsopdracht dan staat vast dat de opdrachtgever en de steigerbouwer beiden aansprakelijk zijn voor de gevolgen van de valpartij. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan. 19-03-2025
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant Deelgeschil. In 2021 is een man op zijn fiets verongelukt na een aanrijding met een vrachtwagen. De verzekeraar van de vrachtwagen heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend, maar vindt dat de schadevergoedingsplicht beperkt blijft tot 50% van de schade. De zoon van de overleden man is het daar niet mee eens. Hij vindt dat de schade volledig vergoed moet worden en vraagt de rechtbank te bepalen dat de verzekeraar voor 100% aansprakelijk is voor de schade die hij lijdt als gevolg van het overlijden van zijn vader. Hij voert aan dat de bestuurder van de vrachtwagen met zeer geringe snelheid het kruispunt naderde, zodat zijn vader mogelijk dacht dat hij voorrang kreeg. De bestuurder heeft niet gekeken naar het verkeer dat van links kwam, terwijl hij goed zicht had op de situatie ter plaatse. Als de bestuurder wel had gekeken, had hij de fietser gezien en de aanrijding kunnen voorkomen. De omstandigheid dat de vader het verkeersbord waaruit volgde dat hij voorrang moest verlenen aan al het kruisende verkeer en de haaientanden heeft genegeerd staat volgens de zoon niet in oorzakelijk verband met het ongeval. De verzekeraar voert aan dat de verkeersfout van de vader in aanzienlijke mate heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval. De rechtbank bepaalt de eigen schuld van de vader op een percentage van 60%. Het ongeval is voor 40% aan de bestuurder toe te rekenen. Dit betekent dat er vanuit het oogpunt van causale verdeling geen reden is om uit te gaan van een hoger aansprakelijkheidspercentage dan 50%. De rechtbank ziet geen aanleiding om een billijkheidscorrectie toe te passen en schenkt daarbij aandacht aan het feit dat de rechtbank de zoon geen vorderingsgerechtigde acht in de zin van artikel 6:108 lid 1 BW. Ondanks schulddeling geen korting op kosten deelgeschil omdat de schulddeling nu juist onderdeel is van debat in dit deelgeschil. 19-03-2025
- Rechtbank Noord-Holland In 2023 is een circusartiest bij een kerstcircus uit het Rad des Doods gevallen. Hierbij is hij ernstig gewond geraakt. De circusartiest vordert nu dat de kantonrechter voor recht verklaart dat Duursma als de organisator van het kerstcircus aansprakelijk is voor zijn letselschade op grond van artikel 7:658 lid 4 BW. Duursma stelt dat hij niet de organisator is, dat is het bedrijf TT, maar de initiatiefnemer en exploitant van het kerstcircus. De kantonrechter wijst de vordering af omdat niet duidelijk is gemaakt dat de werkzaamheden werden verricht in de uitoefening van het bedrijf van Duursma en zij dus niet als materieel werkgever kan worden beschouwd. 19-03-2025
- Rechtbank Den Haag In 2023 is een scootermobilist in aanrijding gekomen met een auto. De scootermobilist heeft de verzekeraar van de auto aansprakelijk gesteld voor de door hem als gevolg van het ongeval geleden en te lijden schade. De verzekeraar heeft de aansprakelijkheid niet erkend. De scootermobilist verzoekt de kantonrechter nu om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen. Aan dit verzoek legt hij ten grondslag dat hij voornemens is een procedure te starten om de aansprakelijkheid van de verzekeraar in rechte te laten vaststellen, althans om een schaderegeling af te dwingen. Door getuigen onder ede te laten horen, wil de scootermobilist duidelijkheid krijgen over de vraag wat op de dag en plaats van het ongeval heeft plaatsgevonden. Daarmee zal hij een inschatting kunnen maken van zijn kansen in rechte. Hij wil zichzelf als getuige laten verhoren. Daarnaast wenst hij ook een omstander van het ongeval te verhoren als getuige. De kantonrechter beveelt een voorlopig getuigenverhoor ten aanzien van de scootermoblist en de omstander. De kantonrechter beveelt daarnaast ook een voorlopig getuigenverhoor voor tegenbewijs. 18-03-2025
- Rechtbank Rotterdam Deelgeschil. In 2021 is een Seat Alteca op de snelweg achterop een Mercedes gebotst. De bestuurder van de Mercedes ervaart sinds dit ongeval nekpijn, hoofdpijn en pijn aan de linkerschouder, -bovenarm en -elleboog. De WAM-verzekeraar van de Seat Alteca heeft aansprakelijkheid voor de aan het ongeval toe te rekenen schade erkend. In 2023 heeft de rechtbank in de zaak tussen partijen op verzoek van de WAM-verzekeraar een voorlopig deskundigenbericht bevolen en een neuroloog tot deskundige benoemd. De WAM-verzekeraar verzoekt de rechtbank nu om voor recht te verklaren dat het rapport van deze neuroloog niet als bindend uitgangspunt in de schaderegeling tussen partijen kan gelden. Dit verzoek wordt afgewezen. De bezwaren zijn niet aanstonds zo zwaarwegend dat het deskundigenrapport terzijde kan worden gesteld zonder weerwoord van de deskundige. De deelgeschilprocedure leent zich niet voor nader bericht of verhoor van de deskundige. Het verweerschrift en de tegenverzoeken van de bestuurder van de Mercedes zijn tijdig ingediend, ondanks het feit dat de stukken niet waren ingediend binnen de termijn waarom de rechtbank had verzocht. De wettelijke termijn is leidend. De tegenverzoeken om tussentijdse voorschotten op de (letsel)schade en buitengerechtelijke kosten van rechtsbijstand (naast de kosten van het deelgeschil) toe te kennen worden afgewezen. Het tegenverzoek om vergoeding van buitengerechtelijke kosten van boekhouder en registeraccountant wordt gedeeltelijk toegewezen. 17-03-2025
- Rechtbank Rotterdam Strafrecht. De verdachte heeft geprobeerd het slachtoffer, met wie hij een conflict had, te vermoorden door meerdere kogels op hem af te vuren. Hierdoor heeft het slachtoffer een complete dwarslaesie opgelopen. De rechtbank legt aan de verdachte een gevangenisstraf van veertien jaar op. De rechtbank stelt vast dat het slachtoffer door het strafbare feit niet langer in staat is arbeid uit inkomen te verwerven. Echter, ten aanzien van de hypothetische situatie zonder dat feit zijn er een aantal factoren die maken dat het inkomensverlies van de benadeelde partij met onvoldoende zekerheid is vast te stellen. Zo is er onvoldoende inzicht in opleiding, arbeidsmarktperspectief en loopbaankansen van de benadeelde partij om een inschatting te kunnen geven van de hypothetische situatie, terwijl voorts niet is uitgesloten dat deskundige voorlichting op dit punt noodzakelijk is. Het verkrijgen van deze informatie vergt nader en deskundig onderzoek, waarop het strafproces niet is toegesneden. De vordering met betrekking tot materiële schade wordt dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Wel wordt aan het slachtoffer € 350.000 aan immateriële schade toegekend. 13-03-2025
- Rechtbank Gelderland Deelgeschil. Een man is tijdens het schoonvegen van de vluchtstrook van de A15 in 2022 met zijn veegwagen achterop aangereden door een vrachtwagen. De man is na het ongeval met ernstig letsel onder de vangrail aangetroffen. De verzekeraar van de vrachtwagen erkent aansprakelijkheid voor het ongeval, maar meent dat zijn vergoedingsplicht met 25% moet worden verminderd omdat de man ten tijde van het ongeval geen gordel droeg. In deze procedure kan echter niet worden vastgesteld dat sprake is van eigen schuld. De man moest geregeld in- en uitstappen voor grotere objecten die de veegwagen niet kon opzuigen. De verzekeraar heeft onvoldoende onderbouwd dat de man zich direct voorafgaand aan het ongeval in de veegwagen bevond en in een positie was waarin hij gehouden was de gordel te dragen. De gevraagde verklaring voor recht dat de verzekeraar de schade volledig dient te vergoeden wordt dan ook toegewezen. Het verzoek om een andere schadebehandelaar toe te wijzen wordt afgewezen. 10-03-2025
- Rechtbank Gelderland Bij een eerder tussenvonnis heeft de kantonrechter de eisende partijen een bewijsopdracht gegeven. De eisende partijen hebben daarop het volledige proces-verbaal, dat is opgemaakt naar aanleiding van het verkeersongeval, overgelegd. Uit dat proces-verbaal blijkt dat de Volvo betrokken was bij het verkeersongeval en dat het ongeval veroorzaakt is door het gevaarlijke rijgedrag van de Volvo. De eisende partijen zijn op deze wijze geslaagd in hun bewijsopdracht. De WAM-verzekeraar van de Volvo heeft aansprakelijk erkend. De kantonrechter oordeelt over door de eisende partijen gevorderde schadeposten. De reële proceskosten worden niet vergoed. 05-03-2025
- Rechtbank Rotterdam In 2023 is de hond van een vrouw gebeten door de hond van een man. Als gevolg van dit bijtincident heeft de hond van de vrouw ernstig letsel opgelopen. Dit letsel heeft er uiteindelijk toe geleid dat de hond moest inslapen. Ook stelt de vrouw dat zij zelf letsel heeft opgelopen als gevolg van het bijten van de andere hond; zij zou door de hond zijn gebeten in haar handen en in haar gezicht. De vrouw vordert in deze procedure zowel de kosten voor de medische ingrepen voor de hond, als haar eigen medische kosten. Verder vordert ze € 1.000 aan immateriële schadevergoeding, wettelijke rente en incassokosten. De man stelt dat de hond van de benadeelde partij zijn hond heeft uitgelokt. Verder voert hij aan dat het bijtincident aan de benadeelde partij zelf te wijten is, waardoor zijn aansprakelijkheid vervalt of in ieder geval verminderd moet worden. Tot slot betwist hij dat zijn hond letsel heeft veroorzaakt aan de handen en het gezicht van de vrouw. De man is volgens de kantonrechter aansprakelijk voor de schade op grond van artikel 6:179 BW. De kantonrechter gaat aan het beroep op eigen schuld van de vrouw voorbij. Niet is komen vast te staan dat haar hond inderdaad onvoorspelbaar en provocerend gedrag vertoonde in het bijzijn van grotere honden en dat zij als gevolg daarvan op de hoogte had moeten zijn van dergelijk gedrag. De man moet de onverzekerde kosten voor de medische ingrepen van de hond betalen, maar niet de medische kosten van de vrouw. De gevorderde immateriële schadevergoeding van € 1.000 wordt afgewezen. De man hoeft geen incassokosten te betalen, maar wel de rente en de proceskosten. 21-02-2025
- Rechtbank Limburg Tussenvonnis na eerder tussenvonnis waarin de rechtbank overwogen had voornemens te zijn een deskundige te benoemen. De rechtbank gaat nu in op de uitlatingen van partijen over het voornemen om deskundigen te benoemen, over de persoon van de deskundigen en over de vraagstelling. Partijen worden op een nader te communiceren roldatum in de gelegenheid gesteld te reageren op de hoogte van de offerte van de beoogd deskundige zodra de rechtbank zijn reactie en offerte heeft ontvangen en deze aan partijen heeft toegezonden. 05-02-2025
Antillen
- Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba In 2017 vond een verkeersongeval plaats op Curaçao. Hierbij heeft de benadeelde partij letsel opgelopen. Hij heeft de verzekeraar van het andere voertuig aangesproken tot vergoeding van de schade. De verzekeraar heeft van zijn kant terugbetaling gevorderd van uitgekeerde voorschotbedragen. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van NAf 5.500. De reconventionele vordering van de verzekeraar is toegewezen tot een bedrag van NAf 16.000. Het Hof zal de door het gerecht gewezen vonnissen vernietigen, maar uitsluitend voor zover daarbij in conventie aan de benadeelde partij is toegewezen een bedrag van NAf 5.500. In plaats daarvan wordt NAf 11.500 toegewezen. Het Hof waardeert de pijn en het ongemak van de benadeelde partij hoger dan het gerecht heeft gedaan. Voor het overige worden de gewezen vonnissen bevestigd. 25-02-2025
- Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba In 2021 vond een ongeval plaats op de Kaya Amsterdam te Bonaire waarbij een vrouw (hersen)letsel heeft opgelopen. Volgens de vrouw is dit ongeval ontstaan toen zij met het voorwiel van haar mountainbike in een niet-afgedekte straatkolk is terechtgekomen. In 2022 heeft de gemachtigde van de vrouw het Openbaar Lichaam Bonaire (hierna: OLB) aansprakelijk gesteld voor de schade die de vrouw heeft geleden als gevolg van het ongeval. Er heeft overleg tussen partijen plaatsgevonden. In 2023 heeft het OLB de aansprakelijkheid van de hand gewezen bij gebrek aan voldoende bewijs. De vrouw vordert nu onder andere dat het gerecht voor recht verklaart dat het OLB aansprakelijk is voor de geleden schade ten gevolge van het ongeval. Aan haar vordering legt zij ten grondslag dat het OLB op grond van artikel 6:174 BW BES (aansprakelijkheid voor gebrekkige opstal) jegens haar aansprakelijk is. Het gerecht overweegt dat het vooralsnog niet duidelijk is of de weg ten tijde van het ongeval voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mocht stellen doordat er sprake was van een niet-afgedekte put. Ook is het het gerecht vooralsnog niet duidelijk of het ongeval zich daardoor heeft verwezenlijkt. Zowel de vrouw als het OLB worden belast met een bewijsopdracht. 29-01-2025