Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe PS Updates aan.
Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, die te raadplegen zijn via de hyperlinks onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.
Geen toewijzing verzoek voorlopig deskundigenbericht na beroep op blokkeringsrecht.
In 2017 is een vrouw geopereerd door een plastisch chirurg omdat haar beide borstprotheses verwisseld moesten worden. In 2019 heeft de vrouw de plastisch chirurg en het ziekenhuis aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden en nog te lijden schade. De partijen zijn verdeeld over het antwoord op de vraag of de plastisch chirurg bij de behandeling van de vrouw in strijd met de medische professionele standaard heeft gehandeld. Om deze impasse te doorbreken hebben partijen gezamenlijk besloten een onafhankelijke deskundige te benoemen. In 2022 heeft het onderzoek plaatsgevonden en in 2023 heeft de deskundige een conceptrapportage toegestuurd aan de vrouw. De vrouw heeft op advies van haar medisch adviseur een beroep gedaan op haar blokkeringsrecht. De vrouw vraagt nu de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht te bevelen. Het ziekenhuis stelt dat het verzoek misbruik van (proces)recht is en/of van de bevoegdheid om een deskundigenverzoek te verzoeken misbruik wordt gemaakt. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw af. De bezwaren van de vrouw tegen het conceptrapport zijn inhoudelijk van aard. Zij had inhoudelijk de discussie met de deskundige moeten aangaan door opmerkingen bij het conceptrapport te maken en vragen te stellen. Het blokkeringsrecht is hier gebruikt om het buitengerechtelijke deskundigentraject te doorkruisen en een nieuw deskundigenbericht te bewerkstelligen. Daarvoor is het blokkeringsrecht echter niet bedoeld (PS 2025-0056).
Smartengeld: rechtbank zoekt aansluiting bij Rotterdamse Schaal.
Strafrecht. De verdachte heeft zich op minderjarige leeftijd schuldig gemaakt aan groepsverkrachting van een vrouw en het stelen van haar telefoon. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door de verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een bedrag aan immateriële schade passend is. De rechtbank heeft hierbij acht geslagen op ‘De Rotterdamse Schaal’ en aansluiting gezocht bij de categorie toekenning van smartengeld zonder aangetoond letsel bij seksuele misdrijven, specifiek verkrachting. Het toe te wijzen bedrag ligt meestal tussen € 4.000 en € 12.500. Gelet op de omstandigheden en de bedragen die in soortgelijke gevallen zijn toegekend acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 15.000 billijk en wijst zij de vordering tot dit bedrag toe. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard. De verdachte en zijn mededaders zijn jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk (PS 2025-0061).
Slachtoffer overgoten met frituurvet: immateriële schadevergoeding van € 150.000.
Strafrecht. De verdachte wordt veroordeeld voor poging tot doodslag. Hij heeft zijn partner overgoten met frituurvet. De vrouw heeft als gevolg hiervan zeer ernstig letsel opgelopen. 20,5% van haar lichaamsoppervlak is verbrand, met wonden in het gelaat, de hals, de borstkas, een schouderblad, de borsten, de armen, de buik en op de bovenbenen. Ze heeft lang in coma gelegen en heeft meerdere medische operaties moeten ondergaan. De fysieke en psychische impact die dit alles heeft gehad en nog steeds heeft op het slachtoffer, is immens. De rechtbank wijst het slachtoffer € 11.661,47 toe ten aanzien van de materiële schadevergoeding. Daarnaast krijgt ze € 150.000 aan immateriële schadevergoeding op grond van artikel 6:106 sub b BW toegewezen (PS 2025-0062).
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps-updates@boom.nl.
Met vriendelijke groet,
Ilona van der Zalm & Armin Vorsselman
PS Updates
Hoge Raad
Hof
Rechtbank
- Rechtbank Oost-Brabant Strafrecht. De verdachte wordt veroordeeld voor poging tot doodslag. Hij heeft zijn partner overgoten met frituurvet. De vrouw heeft als gevolg hiervan zeer ernstig letsel opgelopen. 20,5% van haar lichaamsoppervlak is verbrand, met wonden in het gelaat, de hals, de borstkas, een schouderblad, de borsten, de armen, de buik en op de bovenbenen. Ze heeft lang in coma gelegen en heeft meerdere medische operaties moeten ondergaan. De fysieke en psychische impact die dit alles heeft gehad en nog steeds heeft op het slachtoffer, is immens. De rechtbank wijst het slachtoffer € 11.661,47 toe ten aanzien van de materiële schadevergoeding. Daarnaast krijgt ze € 150.000 aan immateriële schadevergoeding op grond van artikel 6:106 sub b BW toegewezen. 22-01-2025
- Rechtbank Rotterdam Deelgeschil. In 2024 is een vrouw in de uitoefening van haar werkzaamheden in een magazijn gevallen van een ladder die was geplaatst tussen de werkvloer en een zich op 2,8 meter hoogte bevindend plateau. Daarbij heeft de vrouw letsel opgelopen. De vrouw verzoekt de kantonrechter voor recht te verklaren dat haar werkgever op grond van artikel 7:658 lid 2 BW aansprakelijk is voor de door haar geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van het bedrijfsongeval. De kantonrechter wijst dit verzoek toe. De werkgever heeft onvoldoende onderbouwd dat de ladder voldeed aan de daaraan te stellen veiligheidseisen. De kantonrechter is er ook niet van overtuigd dat de werkgever ten tijde van het bedrijfsongeval jegens de vrouw had voldaan aan zijn instructieverplichting ter zake van het gebruik van de ladder. De kantonrechter volgt de werkgever niet in het standpunt dat de vrouw bewust roekeloos heeft gehandeld door de ladder te gebruiken. 17-01-2025
- Rechtbank Rotterdam De eisende partij kan zich niet verenigen met het oordeel van de rechtbank in deelgeschil en vordert in de bodemprocedure dat de rechtbank anders over de aansprakelijkheid en gehoudenheid tot schadevergoeding beslist. Daarnaast verzoekt de eisende partij de rechtbank om hem verlof te verlenen om tussentijds hoger beroep in te stellen tegen de beschikking. Het verzoek wordt toegewezen. Omdat de rechtbank in de bodemprocedure in beginsel gebonden is aan de in de beschikking gegeven beslissing en de eisende partij zich daarmee niet kan verenigen is het doelmatig wanneer partijen deze kwestie aan het gerechtshof kunnen voorleggen zonder dat zij gedwongen zijn om eerst de gehele bodemprocedure in eerste aanleg af te ronden. 15-01-2025
- Rechtbank Noord-Holland Deelgeschil. In 2019 heeft een vuurwerkongeval plaatsgevonden. Het slachtoffer heeft als gevolg hiervan een handamputatie moeten ondergaan. Het slachtoffer spreekt nu zijn vriend en diens verzekeraar aan voor vergoeding van de geleden en nog te lijden schade. De vriend was aanwezig ten tijde van het ongeval en was degene die het vuurwerk aan het slachtoffer overhandigde. Het slachtoffer stelt dat de vriend aansprakelijk is op grond van artikel 6:173 BW omdat de vriend bezitter was van het vuurwerk dat als gebrekkig moet worden aangemerkt. Subsidiair stelt het slachtoffer dat de vriend een onrechtmatige daad als bedoeld in artikel 6:162 BW heeft begaan door hem het zware illegale vuurwerk te geven. De rechtbank is van oordeel dat de vriend niet aansprakelijk is op grond van artikel 6:173 BW omdat hij op het moment van het ongeval geen bezitter (meer) was van het vuurwerk. Het was niet de bedoeling dat het slachtoffer de zaak tijdelijk in zijn macht zou hebben en terug zou geven. Vanaf het moment van afgifte van het vuurwerk moet het slachtoffer als eigenaar worden beschouwd en de overhandiging zelf als een daad van schenking. De rechtbank is overigens van oordeel dat niet is komen vast te staan dat het vuurwerk gebrekkig was. De vriend is ook niet aansprakelijk op grond van artikel 6:162 BW. Hij is niet tekortgeschoten in de zorgvuldigheid die van hem kon worden gevergd. 14-01-2025
- Rechtbank Oost-Brabant Strafrecht. De verdachte heeft zich op minderjarige leeftijd schuldig gemaakt aan groepsverkrachting van een vrouw en het stelen van haar telefoon. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door de verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een bedrag aan immateriële schade passend is. De rechtbank heeft hierbij acht geslagen op ‘De Rotterdamse Schaal’ en aansluiting gezocht bij de categorie toekenning van smartengeld zonder aangetoond letsel bij seksuele misdrijven, specifiek verkrachting. Het toe te wijzen bedrag ligt meestal tussen € 4.000 en € 12.500. Gelet op de omstandigheden en de bedragen die in soortgelijke gevallen zijn toegekend acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 15.000 billijk en wijst zij de vordering tot dit bedrag toe. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard. De verdachte en zijn mededaders zijn jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk. 13-01-2025
- Rechtbank Amsterdam In 2022 is een vrouw tijdens een bezoek aan een inkoopcentrum ten val gekomen. Voor de wijziging van haar verzoek verzocht de vrouw in deelgeschil voor recht te verklaren dat het inkoopcentrum haar schade volledig moet vergoeden, het inkoopcentrum te veroordelen tot betaling van een voorschot, buitengerechtelijke kosten en de kosten van het deelgeschil. Het inkoopcentrum heeft een verweerschrift ingebracht. De rechtbank heeft telefonisch contact opgenomen met de advocate van de vrouw met de vraag of de vrouw naar aanleiding van de informatie uit het verweerschrift misschien wenst dat een voorlopig getuigenverhoor wordt gelast en of zij de wens heeft haar verzoek in die zin te wijzigen. Beide partijen hebben ermee ingestemd het deelgeschil om te zetten in een voorlopig getuigenverhoor. Het verzoek voldoet aan de vereisten van de wet en het inkoopcentrum heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek. De rechtbank beveelt een voorlopig getuigenverhoor. 09-01-2025
- Rechtbank Amsterdam Deelgeschil. Een vrouw met een knieprothese stelt dat zij in 2022 tijdens het werk letsel aan haar knie en enkel heeft opgelopen omdat zij de deur van de opslagruimte dicht deed, de losse deurklink er toen uitschoot en zij daardoor viel. De vrouw vordert van de rechtbank een verklaring voor recht dat haar werkgever aansprakelijk is op grond van artikel 7:658 BW omdat hij zijn zorgplicht heeft geschonden. De rechtbank stelt dat de deur met losse deurklink van de opslagruimte een onveilige situatie op de werkplek oplevert. De werkgever heeft niet voldoende gesteld dat hij voor het gebruik van de deur met losse deurklink genoeg veiligheidsmaatregelen had genomen. Dat betekent dat hij niet heeft voldaan aan zijn zorgplicht voor de losse deurklink. Op de werkgever rust de stelplicht en bewijslast dat de deurklink niet de oorzaak van het letsel is. Dit heeft de werkgever onvoldoende gedaan. De verzochte verklaring voor recht wordt toegewezen. Omdat de vrouw voldoende heeft gesteld dat zij schade heeft opgelopen wordt ook de vordering voor een schadestaatprocedure toegewezen. 02-01-2025
- Rechtbank Den Haag Deelgeschil. In 2018 is een fietser frontaal aangereden door een automobilist. De WAM-verzekeraar van de automobilist heeft de aansprakelijkheid voor de gevolgen van dit ongeval erkend. Tussen partijen is in discussie of er een causaal verband bestaat tussen de gezondheidsklachten van de fietser en het ongeval. In onderling overleg hebben partijen een neurologische en neuropsychologische expertise laten uitvoeren. Dit heeft hen niet verder gebracht bij de afwikkeling van de schade. De fietser verzoekt nu om beoordeling van de causaliteit. De rechtbank oordeelt dat een causaal verband bestaat tussen de gezondheidsklachten (verminderde energie en concentratie, overprikkeld raken door licht en geluid, geheugenproblemen, niet goed kunnen functioneren in groepen en hoofdpijn) van de fietser en het ongeval. Ten aanzien van hoofdpijnklachten geeft de rechtbank aan dat sprake is van een predispositie en geen sprake is van pre-existente klachten. 19-12-2024
- Rechtbank Midden-Nederland Een bestuurder is in 2019 betrokken geweest bij een ongeluk met zijn scooter. Zijn scooter was op het moment van het ongeluk niet verzekerd, de verzekering was ongeveer een week eerder geëindigd. De verzekeraar heeft een schade-uitkering aan het slachtoffer gedaan op grond van de narisicotermijn van artikel 13 lid 4 WAM. De verzekeraar eist nu terugbetaling van de bestuurder op grond van artikel 15 lid 1 WAM. De bestuurder heeft op de rolzitting zijn twijfels geuit over de hoogte van de schadevergoeding maar heeft dit niet verder uitgelegd. Hij heeft ook geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zijn twijfels uit te leggen in een schriftelijke reactie. Verder was hij niet aanwezig bij de mondelinge behandeling. De kantonrechter geeft de verzekeraar gelijk en veroordeelt de bestuurder tot betaling. Voor de kantonrechter staat vast dat de schade die de verzekeraar aan het slachtoffer heeft betaald klopt. 18-12-2024
- Rechtbank Midden-Nederland Deelgeschil. Een meisje is op 4-jarige leeftijd tijdens de gymles op school van een klimtoestel gevallen en hard op haar hoofd terechtgekomen. De moeder verzoekt in deze zaak vaststelling van de aansprakelijkheid van de school voor de geleden en nog te lijden schade van haar dochter. De rechtbank wijst dit verzoek af. Er is niet vast komen te staan dat de school haar zorgplicht heeft geschonden. De klimgymtoren en de matten stonden voor het bedoelde gebruik correct opgesteld. De lerares heeft voldoende toezicht gehouden en instructies gegeven aan de kinderen. De school is ook niet tekortgeschoten in de nazorg van het meisje. 18-12-2024
- Rechtbank Gelderland Zaakschade. In 2019 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden. Een betrokkene heeft opdracht gegeven aan de gemachtigde om de door het verkeersongeval geleden schade te verhalen op grond van artikel 6:96 BW. De gemachtigde heeft de verzekeraar van de wederpartij aansprakelijk gesteld voor de geleden zaakschade in verband met het verkeersongeval. De verzekeraar heeft aansprakelijkheid erkend en de zaakschade vergoed. De gemachtigde heeft een aanvullende schadevergoeding verzocht in verband met de geleden bedrijfsschade alsmede een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten. De verzekeraar heeft de bedrijfsschade betaald en een gedeelte van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. Er is een geschil ontstaan over de hoogte van het bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten. De gemachtigde stelt haar vordering te baseren op de tarieven uit het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en vordert (aanvullend) € 320 van de verzekeraar. De kantonrechter is van oordeel dat in deze kwestie de omvang van de buitengerechtelijke kosten voldoende nauwkeurig kan worden vastgesteld, zodat toepassing van het forfaitaire systeem niet aan de orde is. De kantonrechter veroordeelt de verzekeraar om € 104 te betalen aan de gemachtigde. 13-12-2024
- Rechtbank Gelderland In 2019 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden. Een betrokkene heeft opdracht gegeven aan een advocate om de door het verkeersongeval geleden schade te verhalen op grond van artikel 6:96 BW. De advocate vordert van de verzekeraar een bedrag van € 725 in totaal aan buitengerechtelijke incassokosten en expertisekosten. De advocate stelt haar vordering te baseren op de tarieven uit het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter is van oordeel dat in deze kwestie de omvang van de buitengerechtelijke kosten voldoende nauwkeurig kan worden vastgesteld, zodat toepassing van het forfaitaire systeem niet aan de orde is. De kantonrechter veroordeelt de verzekeraar om € 314,37 te betalen aan de advocate. 13-12-2024
- Rechtbank Den Haag Ambtenarenrecht. Een man was in dienst bij Defensie. Gedurende zijn dienstverband is hij meerdere malen uitgezonden geweest en als gevolg daarvan heeft hij PTSS opgelopen. In 2017 heeft hij rugletsel opgelopen bij een bedrijfsongeval tijdens een skireis. In 2021 heeft de man Defensie aansprakelijk gesteld voor zijn PTSS en rugklachten. In 2022 is de man ontslagen wegens ziekte. Defensie heeft aansprakelijkheid erkend voor de PTSS maar niet voor de rugklachten. Defensie stelt alle redelijkerwijs noodzakelijke maatregelen te hebben getroffen die nodig zijn om te voorkomen dat men in de uitoefening van zijn of haar werkzaamheden schade lijdt. Daarnaast was de skireis op vrijwillige basis; er was geen sprake van verplichte deelname. De rechtbank is van oordeel dat Defensie inderdaad niet zijn zorgplicht heeft geschonden. De man heeft niet aannemelijk gemaakt dat de lessen niet zijn gegeven volgens de lesplannen en de TRA, zoals deze golden ten tijde van de reis. Het verzoek van de man om schadevergoeding wordt afgewezen. 28-11-2024
- Rechtbank Limburg In 2017 is een vrouw geopereerd door een plastisch chirurg omdat haar beide borstprotheses verwisseld moesten worden. In 2019 heeft de vrouw de plastisch chirurg en het ziekenhuis aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden en nog te lijden schade. De partijen zijn verdeeld over het antwoord op de vraag of de plastisch chirurg bij de behandeling van de vrouw in strijd met de medische professionele standaard heeft gehandeld. Om deze impasse te doorbreken hebben partijen gezamenlijk besloten een onafhankelijke deskundige te benoemen. In 2022 heeft het onderzoek plaatsgevonden en in 2023 heeft de deskundige een conceptrapportage toegestuurd aan de vrouw. De vrouw heeft op advies van haar medisch adviseur een beroep gedaan op haar blokkeringsrecht. De vrouw vraagt nu de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht te bevelen. Het ziekenhuis stelt dat het verzoek misbruik van (proces)recht is en/of van de bevoegdheid om een deskundigenverzoek te verzoeken misbruik wordt gemaakt. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw af. De bezwaren van de vrouw tegen het conceptrapport zijn inhoudelijk van aard. Zij had inhoudelijk de discussie met de deskundige moeten aangaan door opmerkingen bij het conceptrapport te maken en vragen te stellen. Het blokkeringsrecht is hier gebruikt om het buitengerechtelijke deskundigentraject te doorkruisen en een nieuw deskundigenbericht te bewerkstelligen. Daarvoor is het blokkeringsrecht echter niet bedoeld. 03-10-2024
- Rechtbank Limburg Strafrecht. De verdachte wordt veroordeeld voor het overtreden van artikel 5 WVW 1994. De broer van het slachtoffer heeft een bedrag van € 15.000 aan affectieschade gevorderd. Zijn beroep op de hardheidsclausule van artikel 6:108 lid 4 onder g BW slaagt. Er was sprake van een bijzondere band die verder ging dan een normale relatie tussen broers. 19-07-2024