Naar boven ↑

Update

Nummer 7, 2025
Uitspraken van 18 februari 2025 tot 24 februari 2025
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe PS Updates aan.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, die te raadplegen zijn via de hyperlinks onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

SVI: bewuste roekeloosheid of merkelijke schuld.
Eenzijdig verkeersongeval. Een bestuurder van een personenauto is tegen de vangrail gebotst en heeft daarbij ernstig letsel opgelopen. De bestuurder doet een beroep op de afgesloten combipolis (WA, Casco, SVI). Volgens de verzekeraar is de schade het gevolg van bewuste roekeloosheid of merkelijke schuld waardoor de verzekeraar op grond van de toepasselijke polisvoorwaarden niet tot dekking is gehouden. Voor de vraag of er sprake is van bewuste roekeloosheid of merkelijk schuld dient er gekeken te worden naar de definitie hiervan die is opgenomen in de polisvoorwaarden. Hierdoor wordt er afgeweken van de wettelijke uitsluitingsgrond van artikel 7:952 BW. Volgens de polisvoorwaarden is er sprake van bewuste roekeloosheid of merkelijke schuld indien een bestuurder zich zodanig laakbaar heeft gedragen dat dit grenst aan opzet. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan geen sprake. De bestuurder heeft wel een stevige snelheidsovertreding gemaakt, maar niet een exorbitante. De snelheidsovertreding is op zichzelf beslist onvoldoende voor de conclusie dat sprake is geweest van bewuste roekeloosheid of merkelijke schuld in de zin van de polisvoorwaarden. Om wel te kunnen spreken van opzet zouden er naar het oordeel van de rechtbank meer (verzwarende) omstandigheden, die aan de bestuurder te verwijten zijn, zoals bijvoorbeeld drank-, drugs- en/of telefoongebruik tijdens het rijden, aan de orde moeten zijn, maar dat is niet het geval. De verzekeraar heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat op basis van andere omstandigheden wel sprake zou zijn van opzet, waardoor de verzekeraar zich niet op de uitsluitingsclausule kan beroepen. Daarbij doet de verzekeraar een beroep op de gordelkorting van 25% uit artikel 5.1 van de SVI-voorwaarden, volgens de rechtbank is het niet komen vast te staan dat de gordel op het moment van het ongeluk niet vast zat, hierdoor faalt dit beroep. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de door de bestuurder gevorderde verklaringen voor recht over het verlenen van dekking onder de verzekering van de voertuigschade én van de geleden en te lijden letselschade als gevolg van het ongeval toewijsbaar zijn (PS 2025-0114).

Smartengeld: € 300.000 aan slachtoffer vaarongeval en toewijzing schokschade en affectieschade aan vader van slachtoffer die tevens medeverdachte is.
Strafrecht. Vaarongeval tussen twee snelle motorboten. Verdachte is bestuurder van een van de boten. Medeverdachte 1 en vader van de man die bij het ongeval is overleden was feitelijk bestuurder van de andere boot. Bewezenverklaring dood door schuld en zwaar lichamelijk letsel door schuld. De zoon van de medeverdachte 1 is overleden door het ongeval en zijn vriendin heeft aan het ongeval zeer ernstig blijvend letsel opgelopen (o.a. locked-in-syndroom). De vader, moeder en broer van de overledene hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces, evenals de vriendin van de overledene en haar tweelingbroer, pleegmoeder en pleegvader. Ook de schipper (tevens medeverdachte 2) van de boot waar onder andere de vader zich op bevond heeft zich gevoegd. De vader van de overledene komt shockschade en affectieschade toe, maar doordat de vader deels schuld heeft aan het ongeval wordt dit bedrag verminderd tot € 20.000. De vordering wegens schokschade van de moeder en de broer van de overledene worden niet-ontvankelijk verklaard. Zij hebben onvoldoende gesteld, althans aannemelijk gemaakt. Affectieschade wordt aan de moeder toegewezen, maar een beroep op de hardheidsclausule door de broer wordt afgewezen. Aan hem wordt geen affectieschade toegewezen. De vriendin van de overledene heeft ernstig letsel opgelopen. Er is sprake van een locked-in-syndroom en zij heeft 24 uurszorg nodig. Zij heeft € 450.000 immateriële schade gevorderd; de rechtbank wijst € 300.000 toe. De vordering ten titel van verlies van verdienvermogen wordt niet-ontvankelijk verklaard omdat de behandeling ervan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De tweelingbroer van de vriendin van de overledene doet met succes een beroep op de hardheidsclausule vanwege bijzondere omstandigheden. Zo zijn broer en zus tijdens de geboorte afgestaan en hebben zij in hun jeugd veel meegemaakt. Voorafgaande aan het ongeval was het slachtoffer (zorg)coach van de broer en is de broer na het ongeval een van de mentoren geworden van de zus. Zowel aan de tweelingbroer als aan de pleegouders wordt affectieschade toegekend. De vordering (immateriële schade) van medeverdachte 2 wordt afgewezen. Onvoldoende gesteld en aannemelijk gemaakt dat sprake is van aantasting in de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW (PS 2025-0124).

Literatuur
Hier vindt u het overzicht van de literatuur die sinds de vorige nieuwsbrief is verschenen.

V. Mewa & M. Zwagerman, ‘Het belang van smartengeld voor slachtoffers’, Verkeersrecht ANWB 2025/18.

C.H. van Dijk, annotatie JA bij: ‘Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 15 oktober 2024, nr. 200.342.737/01, ECLI:NL:GHARL:2024:6313’, JA 2025/2.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps-updates@boom.nl.

Met vriendelijke groet,

Ilona van der Zalm & Armin Vorsselman 
PS Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

Antillen