Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe PS Updates aan.
Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, die te raadplegen zijn via de hyperlinks onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.
Vrouw knipt in vinger van haar man tijdens het nagelknippen: onrechtmatige daad of ongelukkige gang van zaken?
Deelgeschil. In 2023 heeft een man zijn nagels laten knippen door zijn vrouw. Hierbij heeft zijn vrouw in zijn linkerringvinger geknipt. In de dagen na dit voorval ging de vinger van de man steeds meer pijn doen. Twee weken na het voorval kleurde de vingertop blauw, waarna hij de huisarts heeft bezocht. Op advies van de huisarts heeft hij pijnstilling genomen, een handschoen gedragen en is hij gestopt met werken. Hij is doorverwezen naar het ziekenhuis voor röntgenonderzoek en heeft medicatie gekregen tegen de pijn en bloedverdunners. De verzekeraar van de vrouw heeft aansprakelijkheid voor het voorval afgewezen. De man verzoekt nu onder andere dat de rechtbank voor recht verklaart dat de vrouw onrechtmatig heeft gehandeld door in zijn vinger te knippen. De vrouw heeft volgens de man door in zijn vinger te knippen terwijl hij al had aangegeven dat het pijn deed onvoldoende zorgvuldig en daarom onrechtmatig gehandeld tegen hem. De rechtbank overweegt dat aan het knippen van nagels inherent het gevaar verbonden is dat daarbij in de vingers wordt geknipt. De kans op het oplopen van letsel door de man was in dit geval niet zo waarschijnlijk dat de vrouw zich van het knippen van de nagels van de man had moeten weerhouden. Er is sprake van een ongelukkige gang van zaken. De verzoeken van de man worden afgewezen (PS 2025-0139).
€ 70.000 schadevergoeding voor driejarig meisje dat getuige was van de moord op haar moeder.
Strafrecht. In 2023 is een vrouw overleden als gevolg van 28 steekwonden, toegebracht door haar oudste broer. Hij en drie andere familieleden zijn als verdachte aangemerkt. De rechtbank legt een gevangenisstraf van 25 jaar op. Namens de minderjarige dochter van het slachtoffer is een vordering tot schadevergoeding ingediend door haar voogd. De minderjarige dochter stond naast haar moeder toen zij met fors geweld werd doodgestoken. De verdachte heeft dus ook onrechtmatig gehandeld jegens haar. Bij de ingediende vordering is informatie gevoegd van een GZ-psycholoog die heeft geconstateerd dat er bij het dochtertje sprake is van een posttraumatische stressstoornis. Hetgeen haar is overkomen heeft een forse impact op haar gevoel van veiligheid en zij zal gedurende haar hele leven moeten leren met de gebeurtenissen om te gaan. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee sprake van geestelijk letsel. De rechtbank wijst haar een totaalbedrag van € 70.000 (€ 20.000 aan affectieschade en € 50.000 aan shockschade) toe (PS 2025-0144).
Literatuur
Hier vindt u het overzicht van de literatuur die sinds de vorige nieuwsbrief is verschenen.
L.T. Visscher, ‘Preventie in het (Belgische) onrechtmatigedaadsrecht’, AV&S 2025/1.
R.A. Blom, S. Rutten & I.M.L. Venker, ‘De normale voorzichtigheidsclausule nader beschouwd; is de vereiste normale voorzichtigheid wel zo ‘normaal’?’, AV&S 2025/2.
L. Bartels, ‘Fjordenpaarden na verwijzing: (nog) wachten op daadwerkelijke toetsing?’, AV&S 2025/3.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps-updates@boom.nl.
Met vriendelijke groet,
Ilona van der Zalm & Armin Vorsselman
PS Updates
Hoge Raad
- Hoge Raad Artikel 81 lid 1 RO. Internationaal privaatrecht. Bevoegdheid. Artikel 17 lid 1 sub c Verordening Brussel I-bis. Dodelijk skiongeval in Oostenrijk. Is Nederlandse rechter bevoegd kennis te nemen van vordering tot schadevergoeding tegen exploitant van skigebied? De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 RO). De Hoge Raad verwerpt het beroep. 21-02-2025
- Parket bij de Hoge Raad Conclusie advocaat-generaal Hofstee. Het middel dat klaagt dat niet aan het mededelingsvereiste van artikel 6:95 lid 2 BW is voldaan slaagt volgens de advocaat-generaal. Het hof heeft in de voorliggende zaak niet vastgesteld dat de benadeelde partij zijn wens omtrent de vordering tot ‘vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade’ (immateriële schade) eerder kenbaar heeft gemaakt. Slachtoffer heeft voorafgaand aan overlijden enkele weken in coma gelegen als gevolg van het bewezen verklaarde feit. De advocaat-generaal meent op grond van de wettekst en de wetsgeschiedenis dat dit wetstechnische probleem niet zonder meer kan worden ondervangen doordat een advocaat – kennelijk op verzoek van de nabestaanden, maar dit blijkt niet uit de overwegingen van het hof – nog tijdens het leven van de benadeelde partij de verdachte en zijn medeverdachte aansprakelijk heeft gesteld voor de door hem geleden schade, waaronder kennelijk ook de immateriële schade. De advocaat-generaal heeft hierbij in aanmerking genomen dat de wetgever nog betrekkelijk recentelijk op dit terrein heeft benadrukt dat gelet op het persoonlijke karakter van smartengeld het aangewezen is dat de benadeelde zelf beslist of hij hierop aanspraak wenst te maken, dat deze keuze niet zonder meer aan zijn nabestaanden toekomt en dat ten aanzien van vertegenwoordiging van de benadeelde in dit verband een grote mate van terughoudendheid moet worden betracht. 18-02-2025
- Parket bij de Hoge Raad Conclusie advocaat-generaal Aben. Uit de overwegingen van het hof kan niet worden afgeleid op welke in artikel 6:106 BW vermelde grond en op welke door het hof vastgestelde omstandigheden het de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij heeft gebaseerd. Het hof heeft de toewijzing van de vordering dus niet toereikend gemotiveerd. De advocaat-generaal concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. 18-02-2025
Hof
- Gerechtshof Den Haag Strafrecht. Hoger beroep. Nadat de rechtbank vonnis had gewezen, heeft de verdachte een financiële regeling getroffen met het slachtoffer. De verdachte heeft de volledige door het slachtoffer gevorderde schadevergoeding voldaan (dus niet alleen het door de rechtbank toegewezen bedrag), vermeerderd met de wettelijke rente daarover. Het slachtoffer heeft, bij monde van zijn advocaat, te kennen gegeven geen belang te hechten aan het opleggen van een gevangenisstraf aan de verdachte. Hoewel geen sprake is geweest van bemiddeling tussen de verdachte en het slachtoffer in de zin van artikel 51h Sv, ziet het hof aanleiding om – ten gunste van de verdachte – rekening te houden met de getroffen regeling. De verdachte heeft immers op deze manier getoond verantwoordelijkheid te willen nemen voor zijn handelen. Ook heeft hij daarvoor spijt betuigd. Onder meer gelet op deze omstandigheid is het hof van oordeel dat de met strafoplegging te dienen doelen – vergelding, normbevestiging en voorkoming van recidive – thans niet de oplegging van een langdurige gevangenisstraf vergen. Het hof legt een gevangenisstraf op die in duur gelijk is aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. 25-02-2025
- Gerechtshof Amsterdam Strafrecht. De verdachte wordt veroordeeld voor poging tot doodslag en bedreiging met zware mishandeling. Hij heeft destijds een driejarig meisje bedreigd met een mes en haar moeder meerdere messsteken toegebracht terwijl zij haar dochtertje in veiligheid probeerde te brengen, waardoor zij ernstige verwondingen – waaronder een klaplong – heeft opgelopen. De moeder krijgt een bedrag van € 20.000 toegewezen aan immateriële schade. Er is bij haar sprake van lichamelijk letsel in de zin van artikel 6:106 onder b BW en zij is ook ‘op andere wijze in haar persoon aangetast’ zoals bedoeld in artikel 6:106 onder b BW. Het meisje krijgt een bedrag van € 20.000 aan schokschade toegekend. Zij was getuige van het steekincident en heeft hierdoor geestelijk letsel opgelopen. Zij is ook ‘op andere wijze in haar persoon aangetast’ en krijgt € 2.500 aan immateriële schade toegekend. 20-02-2025
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Een man heeft tijdens het paintballen verf uit een paintball in het rechteroog gekregen. Hij heeft het zicht in dat oog grotendeels verloren. Volgens de man is het paintballcentrum aansprakelijk voor de gevolgen van het ongeval omdat het door haar beschikbaar gestelde veiligheidsmasker niet voldeed. Hij vordert daarom dat voor recht wordt verklaard dat het paintballcentrum aansprakelijk is voor de door hem geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen. Volgens de rechtbank is de door hem gestelde toedracht van het ongeval niet vast komen te staan. In een tussenarrest heeft het hof geoordeeld dat het, anders dan de rechtbank, ervan uitgaat dat de man wel een masker droeg toen hij door een paintball werd geraakt en dat balletje in zijn rechteroog kwam. Het scenario dat de man het maker niet droeg toen hij het balletje in het oog kreeg kan dus worden uitgesloten. Het hof heeft een deskundige benoemd om onderzoek te doen naar de vraag of het masker onder alle omstandigheden bescherming biedt tegen verf uit paintballen en of, en zo ja, onder welke omstandigheden, het mogelijk is dat als het masker correct gedragen wordt toch verf achter het masker en in het oog van de drager ervan terechtkomt. Het hof komt op basis van het onderzoek tot de conclusie dat de man een masker droeg dat niet voor hem geschikt was en dat het paintballcentrum zijn zorgplicht jegens hem heeft geschonden door hem met dit masker te laten paintballen, maar dat deskundigenonderzoek nodig is naar de vraag of het oogletsel van de man veroorzaakt is door de verf en/of resten van de paintball die achter het masker zijn terechtgekomen. 11-02-2025
Rechtbank
- Rechtbank Den Haag Strafrecht. De verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien jaar. Bewezen is dat de verdachte in 2024 een 22-jarige vrouw op straat heeft aangevallen, verkracht en haar tas heeft gestolen, waarna hij het slachtoffer voor dood heeft achtergelaten. De immateriële schadevergoeding wordt naar billijkheid vastgesteld op een bedrag van € 40.000. Hierbij houdt de rechtbank rekening met de impact van de feiten op het slachtoffer. Daarnaast krijgt het slachtoffer nog € 25.101,06 aan materiële schade toegekend. 26-02-2025
- Rechtbank Gelderland Deelgeschil. In 2023 heeft een man zijn nagels laten knippen door zijn vrouw. Hierbij heeft zijn vrouw in zijn linkerringvinger geknipt. In de dagen na dit voorval ging de vinger van de man steeds meer pijn doen. Twee weken na het voorval kleurde de vingertop blauw, waarna hij de huisarts heeft bezocht. Op advies van de huisarts heeft hij pijnstilling genomen, een handschoen gedragen en is hij gestopt met werken. Hij is doorverwezen naar het ziekenhuis voor röntgenonderzoek en heeft medicatie gekregen tegen de pijn en bloedverdunners. De verzekeraar van de vrouw heeft aansprakelijkheid voor het voorval afgewezen. De man verzoekt nu onder andere dat de rechtbank voor recht verklaart dat de vrouw onrechtmatig heeft gehandeld door in zijn vinger te knippen. De vrouw heeft volgens de man door in zijn vinger te knippen terwijl hij al had aangegeven dat het pijn deed onvoldoende zorgvuldig en daarom onrechtmatig gehandeld tegen hem. De rechtbank overweegt dat aan het knippen van nagels inherent het gevaar verbonden is dat daarbij in de vingers wordt geknipt. De kans op het oplopen van letsel door de man was in dit geval niet zo waarschijnlijk dat de vrouw zich van het knippen van de nagels van de man had moeten weerhouden. Er is sprake van een ongelukkige gang van zaken. De verzoeken van de man worden afgewezen. 25-02-2025
- Rechtbank Amsterdam Strafrecht. De 64-jarige verdachte wordt veroordeeld tot acht jaar gevangenisstraf en tbs met verpleging omdat ze haar 71-jarige partner door verwurging en messteken om het leven heeft gebracht. De vorderingen tot vergoeding van affectieschade door de kinderen van het slachtoffer worden toegewezen. De vordering van een van de kinderen tot vergoeding van shockschade wordt afgewezen. De rechtbank wil niets afdoen aan de hevige emoties die zijn ontstaan bij de dochter na het zien van de foto’s van haar gedode vader. De voornoemde feiten en omstandigheden zijn echter onvoldoende om te oordelen dat verdachte ook jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld en dat daarom jegens haar een schadeplicht is ontstaan. De lat voor de vaststelling – als in de vaste jurisprudentie bedoeld – dat sprake is van een directe confrontatie met de ernstige gevolgen van het strafbare feit ligt hoog. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn in het geval dat de benadeelde partij vrijwel onmiddellijk nadat het strafbare feit is gepleegd ter plaatse van het delict met de gevolgen hiervan is geconfronteerd, ofwel in het geval dat de benadeelde partij het lichaam van de overledene heeft moeten identificeren. De omstandigheden die thans namens de benadeelde partij zijn aangevoerd – hoe begrijpelijk het ook is dat hierdoor hevige emoties zijn ontstaan die langdurig en nog steeds doorwerken – halen de voornoemde lat niet. 24-02-2025
- Rechtbank Gelderland Strafrecht. In 2023 is een vrouw overleden als gevolg van 28 steekwonden, toegebracht door haar oudste broer. Hij en drie andere familieleden zijn als verdachte aangemerkt. De rechtbank legt een gevangenisstraf van 25 jaar op. Namens de minderjarige dochter van het slachtoffer is een vordering tot schadevergoeding ingediend door haar voogd. De minderjarige dochter stond naast haar moeder toen zij met fors geweld werd doodgestoken. De verdachte heeft dus ook onrechtmatig gehandeld jegens haar. Bij de ingediende vordering is informatie gevoegd van een GZ-psycholoog die heeft geconstateerd dat er bij het dochtertje sprake is van een posttraumatische stressstoornis. Hetgeen haar is overkomen heeft een forse impact op haar gevoel van veiligheid en zij zal gedurende haar hele leven moeten leren met de gebeurtenissen om te gaan. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee sprake van geestelijk letsel. De rechtbank wijst haar een totaalbedrag van € 70.000 (€ 20.000 aan affectieschade en € 50.000 aan shockschade) toe. 20-02-2025
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant Een man is in 2022 tijdens een les boogschieten te paard gevallen. Hij vordert nu onder andere een verklaring voor recht dat de bezitter van het paard aansprakelijk is voor de schade als gevolg van het ongeval. De rechtbank komt tot het oordeel dat artikel 6:179 BW van toepassing is. De bezitter van het paard is aansprakelijk voor het ongeval. De man treft echter ook eigen schuld. Beide partijen zijn als uitgangspunt ieder voor de helft aansprakelijk voor de schade. De bezitter van het paard heeft tijdens de zitting beaamd dat de man voor het ongeval energiek was. Partijen zijn het erover eens dat de man nu klachten heeft die hem beperken in zijn dagelijks leven. De rechtbank is van oordeel dat de billijkheid eist dat 60% van de schade voor rekening van de verzekeraar van de bezitter van het paard komt. 19-02-2025
- Rechtbank Oost-Brabant De rechtbank heeft in 2022 een voorlopig deskundigenonderzoek gelast door een neuroloog, maar kan ondanks vele pogingen geen deskundige bereid vinden het onderzoek uit te voeren. Een aantal van de beoogde deskundigen hebben zich teruggetrokken met het oog op een verondersteld afbreukrisico. De rechtbank stelt vast dat het bevel niet kan worden uitgevoerd en verstaat dat daarmee aan de verzoekschriftprocedure een einde is gekomen. 17-02-2025
- Rechtbank Noord-Holland Deelgeschil. In 2019 is een automobiliste van achteren aangereden door een andere auto. De verzekeraar van deze auto heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. De automobiliste stelt dat het ongeval aanhoudende (pijn)klachten en PTSS-klachten heeft veroorzaakt. Omdat er bij de verzekeraar diverse medische causaliteitsvragen spelen, zijn op gezamenlijk verzoek van partijen deskundigenonderzoeken uitgevoerd door een orthopedisch chirurg, een psychiater, een neuroloog en een neuropsycholoog. Partijen zijn nu verdeeld over de vraag of de rapportages van de neuroloog en neuropsycholoog als definitieve rapportages moeten worden beschouwd. De rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is. De verzekeraar mag naar aanleiding van de conceptrapportages nog reageren, aanvullende vragen stellen aan deze deskundigen en hen het huisartsenjournaal van twee jaar vóór het ongeval toesturen. Wat betreft de causaliteit oordeelt de rechtbank dat op dit moment alleen het juridisch causaal verband kan worden aangenomen tussen het ongeval en de PTSS-klachten van de automobiliste over de periode vanaf 26 april 2019 tot en met 8 april 2020. Daarover zijn partijen het eens. De vraag of de overige door de automobiliste geuite klachten het gevolg zijn van het ongeval kan pas worden beantwoord als de neuroloog en de neuropsycholoog definitieve rapportages hebben uitgebracht. 14-02-2025
- Rechtbank Amsterdam De kantonrechter wijst het verzoek van de eisende partij af omdat het niet voldoet aan de vereisten van artikel 1019w lid 1 Rv en artikel 1019x lid 3 Rv. Het gesprek over de vaststelling van de schade tussen partijen is nog in een beginfase. Er is dus geen sprake van een geschil als bedoeld in artikel 1019w lid 1 Rv. In het verzoekschrift ontbreken gegevens over de aard en het vermoedelijke beloop van de vordering, een omschrijving van het deelgeschil en een zakelijk overzicht van de inhoud en het verloop van de onderhandelingen over de vordering. Het verzoekschrift is enkel bedoeld om het uurtarief van de gemachtigde vast te laten stellen. Daar is een deelgeschilprocedure niet voor bedoeld. 13-02-2025
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant Een bedrijf is de opdracht gegeven om de voedingskabel van een elektrische toegangspoort op een terrein met bedrijfsopstallen te vervangen. Bij deze werkzaamheden is een explosie ontstaan in de technische ruimte in een productiehal, waarna brand is ontstaan. Uit onderzoek is gebleken dat de monteurs van het bedrijf werkzaamheden hebben verricht aan de hoofdverdeelinrichting terwijl die nog onder spanning stond. De huurder van het terrein heeft het bedrijf aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade. Een monteur bij het bedrijf vordert dat hem word toegestaan in de hoofdzaak tussen te komen. Hij heeft ernstige brandwonden opgelopen bij de explosie in de hoofdverdeelinrichting, waarvoor het bedrijf en zijn verzekeraar aansprakelijkheid hebben erkend. De monteur beoogt door tussenkomst te garanderen dat hij zijn letselschadevordering, die nog niet vaststaat, geheel kan verhalen op de verzekeraar. Het verzoek wordt niet toegewezen. Het belang van de monteur is onvoldoende gebleken. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de eisen van een goede procesorde aan de toewijsbaarheid van de vordering in de weg staan. De monteur stelt namelijk dat het nog drie tot vijf jaar zal duren voordat zijn schade kan worden berekend. Toewijzing van de vordering zou daardoor leiden tot een onredelijke vertraging van de hoofdzaak. 05-02-2025
- Rechtbank Midden-Nederland Deelgeschil. In 2022 is een vrouw in een bus van haar stoel gevallen toen de chauffeur hard remde. Hierbij is zij met haar borst tegen een stang gevallen. Direct na de val had zij last van ademhalingsproblemen, pijn op de borstkas en nekklachten. De verzekeraar van het vervoersbedrijf heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van de val in de bus erkend en heeft € 2.300 aan voorschot uitgekeerd. De onderhandelingen tussen partijen zijn vastgelopen. De vrouw heeft om een voorschot van € 10.000 verzocht maar de verzekeraar wil dat zij eerst aanvullende medische gegevens aan de medisch adviseur stuurt om te beoordelen of haar schade meer of minder is dan € 12.300. De vrouw heeft deze aanvullende medische gegevens nog niet met (de medisch adviseur van) de verzekeraar gedeeld en de verzekeraar is nog niet tot verdere voorschotbetalingen overgegaan. De vrouw verzoekt nu primair dat de verzekeraar meewerkt aan het vlottrekken van de onderhandelingen en subsidiair dat de verzekeraar veroordeeld wordt om het voorschot te voldoen. De rechtbank acht een nader voorschot van € 2.000 passend. Gelet op de bestaande onduidelijkheid en het niet verschaffen van alle relevante medische informatie ligt verdere bevoorschotting niet in de rede totdat die informatie gedeeld en beoordeeld is. Omdat de verzekeraar na de mondelinge behandeling schade met de noemer buitengerechtelijke kosten heeft voldaan, resteert aan buitengerechtelijke kosten nog een klein bedrag om te voldoen. 22-01-2025
- Rechtbank Midden-Nederland Deelgeschil. In 2018 is een scooterrijder in botsing gekomen met een auto. De verzekeraar van de auto heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend, met inachtneming van 25% eigen schuld van de scooterrijder. Volgens de scooterrijder was het ongeval niet zijn eigen schuld. Hij heeft in 2020 een deelgeschil ingediend bij de rechtbank en onder meer verzocht om voor recht te verklaren dat de verzekeraar voor 100% aansprakelijk is voor zijn schade. Dit verzoek is afgewezen. Bij de verdere schadeafhandeling heeft de verzekeraar inconsistenties en discrepanties geconstateerd in de verklaringen van de scooterrijder. De verzekeraar heeft onderzoeken uit laten voeren, waaruit volgens de verzekeraar blijkt dat de scooterrijder bij meerdere gelegenheden over meerdere onderdelen niet naar waarheid heeft verklaard met als oogmerk een schadevergoeding te ontvangen waarop geen recht bestaat. In 2022 heeft de verzekeraar de onderhandelingen met de scooterrijder ex artikel 10 lid 5 WAM formeel afgebroken. De scooterrijder verzoekt nu onder andere om voor recht te verklaren dat de uitgevoerde onderzoeken onrechtmatig zijn en als bewijs dienen te worden uitgesloten en om de verzekeraar te gelasten ex artikel 3:296 BW om de onderhandelingen verder op te pakken. Deze verzoeken worden niet toegewezen. Het is niet onredelijk of onaanvaardbaar dat de verzekeraar de onderhandelingen heeft afgebroken en de scooterrijder mocht er niet op vertrouwen dat de verzekeraar de onderhandelingen zou voortzetten. De verzekeraar heeft rechtmatig onderzoek laten uitvoeren en mocht de resultaten daarvoor gebruiken om de onderhandelingen af te breken. Dat zou anders kunnen zijn geweest als duidelijk was geworden dat de conclusies uit het onderzoek niet juist waren, maar dat is niet aangevoerd. De kosten van het deelgeschil worden niet begroot omdat het verzoek volstrekt onterecht is ingediend. 18-12-2024
- Rechtbank Midden-Nederland In 2019 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden tussen twee auto’s op de afrit van een snelweg waarbij de auto van de eisende partij van achteren is geraakt door de wederpartij. De partijen zijn het niet eens over de toedracht. Volgens de eisende partij vond het ongeval plaats omdat hij wat vaart minderde bij het uitvoegen en de wederpartij onvoldoende afstand hield. Volgens de wederpartij trapte de eisende partij uit het niets en zonder enige noodzaak hard op de rem en is hij daardoor tegen de auto aangereden. In 2023 heeft een deelgeschilprocedure plaatsgevonden waarbij de eisende partij een verklaring voor recht heeft gevraagd dat de verzekeraar van de wederpartij zijn schade moet vergoeden. Dit verzoek is afgewezen. De eisende partij vraagt nu om verlof om tussentijds in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak. Hij is van mening dat de deelgeschilrechter door het uitspreken van een mondelinge uitspraak onvoldoende de materie tot zich heeft kunnen nemen om een feitelijk en juridisch juist oordeel te kunnen vormen. In de dagvaarding heeft hij toegelicht dat naar zijn mening de deelgeschilrechter ofwel ten onrechte verklaringen van de verzekerde als vaststaand heeft beschouwd ofwel dat de deelgeschilrechter onjuiste conclusies trekt uit de diverse verklaringen. Verder voert hij aan dat de uitspraak van de deelgeschilrechter over dat de deelgeschilprocedure ten onrechte is ingesteld maar wel geschikt is voor een deelgeschilprocedure innerlijk tegenstrijdig is en nadere toetsing rechtvaardigt. Het verlof wordt verleend. 11-12-2024
- Rechtbank Gelderland Deelgeschil. In 2004 is een bestuurder van een vrachtwagen met de linkerzijde van de vrachtwagen tegen de zijkant van een ‘rimpelbuisobstakelbeveiliging’ gebotst, waarna de kantelbare cabine van de vrachtwagen naar voren op het wegdek is geklapt. Als gevolg van dit ongeval heeft de bestuurder een blijvende dwarslaesie opgelopen. Hij is sinds het ongeval gebonden aan een rolstoel en is volledig arbeidsongeschikt geraakt. De bestuurder verzoekt dat de producent van de vrachtwagen volledig aansprakelijk wordt gehouden voor de schade en dat een schadevergoeding wordt toegekend. Aan zijn verzoeken legt hij ten grondslag dat zijn schade geheel als gevolg van het gebrekkige vergrendelingsmechanisme van de vrachtwagen is ontstaan. Hij betwist dat er sprake is van eigen schuld. De rechtbank wijst het verzoek af omdat nadere bewijslevering nodig is voor de vaststelling welke schade in causaal verband staat tot het gebrek en of er sprake is van eigen schuld vanwege het niet dragen van de gordel en het eventueel overtreden van de maximumsnelheid en in hoeverre dit heeft bijgedragen aan het ontstaan van de schade. 12-05-2021