Naar boven ↑

ALGEMENE MEDEDELING

In de loop van januari 2025 wordt deze online omgeving geïntegreerd in Boomportaal (www.boomportaal.nl), waarna deze omgeving wordt opgeheven. Vanaf dat moment linkt deze URL automatisch door naar Boomportaal.

7.840 resultaten

Rechtspraak

PS 2024-0578

Eindvonnis na eerder tussenvonnis. Aansprakelijkheid organisator jiujitsu-wedstrijd voor knieletsel deelnemer die moest uitkomen tegen tegenstander uit zwaardere gewichtsklasse. De deelnemer stelt dat de organisator hem had moeten informeren over samenvoegen van gewichtsklassen. De rechtbank heeft eerder al beslist dat sprake is van een causaal verband tussen het nalaten van het geven van informatie over de samenvoeging van gewichtsklassen en de letselschade van de deelnemer. In deze zaak komt de rechtbank tot de conclusie dat de organisator niet is geslaagd in het ontzenuwen van het vermoeden dat de deelnemer hierover niet is geïnformeerd. Daarnaast ziet de rechtbank ook geen reden om te moeten terugkomen op de bindende eindbeslissing dat causaal verband bestaat tussen – kort gezegd – het niet informeren en de schade. Er is niet gebleken van nieuwe feiten of omstandigheden op grond waarvan de rechtbank terug zou moeten komen van de bij tussenvonnis gegeven beslissing over het causaal verband, zodat zij gebonden is aan die beslissingen. Tot slot gaat de rechtbank in op de vordering van de organisator tot inzage van een filmpje van de bewuste wedstrijd. De rechtbank vermoedt dat de achterliggende gedachte/het onderliggende idee van de organisator is dat hij, net als met de andere filmpjes die hij heeft overgelegd, duidelijk wil maken dat met het blote oog vrij nauwkeurig valt in te schatten, zeker voor een ervaren jiujitska als de deelnemer is, hoe zwaar een tegenstander is. De rechtbank oordeelt dat het in deze procedure hier niet om gaat, waar het wel om gaat is dat door mee te doen aan een wedstrijd, er een contractuele relatie ontstaat, die voor de organisator een (zorg)plicht met zich meebrengt om deelnemers te informeren. Het filmpje is hiervoor niet relevant. De organisator wordt aansprakelijk gesteld voor de schade.
Rechtbank Midden-Nederland, 13-11-2024

Rechtspraak

PS 2024-0575

Strafrecht. De verdachte heeft zijn echtgenote meermaals gestoken met een mes. Aan deze verwondingen is zij overleden. De verdachte wordt veroordeeld voor doodslag en krijgt een gevangenisstraf van veertien jaar opgelegd. Meerdere partijen verzoeken schokschade (toegewezen) en affectieschade, waaronder de zoon van het slachtoffer die een ernstige verstandelijke beperking heeft. De verhouding tussen hem en zijn moeder was zodanig complex dat zij niet bij hem op bezoek kon. Volgens de advocaat van de benadeelde partij kan echter niet uitgesloten worden dat hij emotionele gevolgen ondervindt door het overlijden van zijn moeder. De rechtbank kent de zoon geen affectieschade toe. De rechtbank kan niet uitsluiten dat hij vanwege zijn beperkingen geen besef heeft van het overlijden van zijn moeder. De vraag of er sprake is van besef bij de zoon en ook de – principiële – vraag of er überhaupt sprake moet zijn van besef van de situatie en de daaruit voortvloeiende vraag of bij het ontbreken van enig besef dan niet toch het ondervinden van leed verondersteld moet worden, laten zich niet beantwoorden op basis van de beschikbare informatie. Dat vergt verder en zorgvuldig onderzoek waar deze strafprocedure zich niet voor leent en wat dus een onevenredige belasting daarvan oplevert. De vordering van de zoon wordt niet-ontvankelijk verklaard. De vordering kan desgewenst bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 28-11-2024

Rechtspraak

PS 2024-0573

In 2017 heeft een man een operatie ondergaan ter verwijdering van spataderen in zijn linkerbeen. Bij die ingreep is blijvende schade ontstaan aan de kuitbeenzenuw. De man houdt het ziekenhuis aansprakelijk voor de door hem geleden en nog te lijden schade als gevolg van deze operatie. Partijen hebben gezamenlijk een expertise laten uitvoeren door een deskundige, die tot de conclusie komt dat de behandelend vaatchirurg bij de operatie niet verwijtbaar heeft gehandeld en dat er sprake is van een complicatie. Omdat de man zich niet met de inhoud van het rapport kan verenigen heeft hij een second opinion ingewonnen. Deze arts komt tot de conclusie dat de kuitbeenzenuw ernstig is beschadigd doordat de procedure incorrect is uitgevoerd en kwalificeert dit als een vermijdbare fout. De man stelt dat aan het rapport van de gezamenlijk ingeschakelde deskundige zodanig zwaarwegende en steekhoudende bezwaren kleven dat het rapport niet als basis kan dienen voor de beoordeling van de vraag of het ziekenhuis aansprakelijk is voor de door hem geleden schade. De rechtbank is het met de man eens dat de deskundige in zijn rapport en in de daaropvolgende schriftelijke antwoorden op de aanvullende vragen niet op (voldoende) inzichtelijke en consistente wijze heeft uiteengezet op welke gronden zijn conclusies steunen. De rechtbank concludeert dat het rapport niet als uitgangspunt kan worden genomen bij de beantwoording van de aansprakelijkheidsvraag. Het verzoek van de man tot het gelasten van een nieuw voorlopig deskundigenbericht wordt toegewezen. Partijen krijgen de tijd om te onderzoeken of zij het eens kunnen worden over de vraagstelling, de persoon van de deskundige en wie de kosten van het onderzoek zal dragen.
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie 's-Hertogenbosch), 20-11-2024

Rechtspraak

PS 2024-0572

Een vrouw heeft op 22 augustus 2013 te horen gekregen dat er sprake was van maligne mesothelioom, een ernstige asbestziekte, bij haar echtgenoot. Een dag later, op 23 augustus 2013, is haar echtgenoot als gevolg van deze aandoening overleden. Op grond van twee ministeriële regelingen kan een asbestslachtoffer aanspraak maken op een tegemoetkoming van ongeveer € 19.000 van de Sociale Verzekeringsbank. Hiervoor dient het slachtoffer bij leven te worden aangemeld bij IAS. De weduwe stelt dat zij op 22 augustus 2013, dus nog tijdens het leven van haar echtgenoot, telefonisch contact heeft opgenomen met IAS om hem aan te melden voor de tegemoetkoming. Haar werd toen gezegd dat haar man de aanvraag persoonlijk moest doen en dat zij dat niet voor hem kon doen. Volgens de weduwe heeft IAS een fout gemaakt door de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat zij wel degelijk gerechtigd was de belangen van haar echtgenoot te behartigen. De weduwe heeft hierdoor schade geleden gelijk aan het bedrag dat aan tegemoetkoming zou zijn uitgekeerd. IAS stelt dat de weduwe pas na het overlijden van haar echtgenoot via haar belangenbehartiger een aanvraag heeft ingediend. De kantonrechter heeft de vordering van de weduwe dat IAS aansprakelijk is voor de geleden schade afgewezen. De weduwe is hiertegen in hoger beroep gegaan. Het hof oordeelt dat niet kan worden vastgesteld dat de echtgenoot nog bij leven bij IAS is aangemeld. Evenmin kan worden vastgesteld dat de niet-tijdige aanvraag haar oorzaak heeft in onjuiste voorlichting door IAS. Het hoger beroep slaagt niet.
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 12-11-2024

Rechtspraak

PS 2024-0571

Een werknemer van een eenmanszaak dat verse deegwaren zoals pasta produceert heeft letsel opgelopen aan zijn linkerarm en -pols nadat hij met zijn linkerarm in een pastamachine was gegaan om oude deegresten te verwijderen. De machine schakelde op een zeker moment in werking waardoor de werknemer met zijn arm in de machine bekneld is geraakt. De brandweer heeft hem uit de machine moeten bevrijden en hij is met spoed naar het ziekenhuis gebracht waar hij is geopereerd. De werknemer vordert dat de kantonrechter voor recht verklaart dat de eigenaar van de eenmanszaak aansprakelijk is op grond van artikel 7:658 lid 2 BW voor alle geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van het arbeidsongeval. De werknemer stelt dat hij zich ervan heeft vergewist dat de machine uit stond voordat hij deze ging schoonmaken. De eigenaar is volgens hem zijn zorgplicht zoals opgenomen in artikel 7:658 lid 1 BW niet nagekomen. Hij heeft geen preventieve maatregelen getroffen of instructies of waarschuwingen gegeven om het ongeval te voorkomen. Volgens de werknemer is er geen sprake van opzet of bewuste roekeloosheid van zijn kant. De eigenaar erkent dat hij op grond van artikel 7:658 lid 2 BW jegens de werknemer aansprakelijk is, maar voert aan dat de werknemer voordat hij de machine ging schoonmaken een duidelijke instructie heeft gekregen van een aanwezige om de machine uit te zetten. Volgens de eigenaar heeft de werknemer aan deze instructie geen gehoor gegeven. Volgens de kantonrechter heeft de eigenaar zijn aansprakelijkheid erkend. Het is dus niet meer van belang of de werknemer de pastamachine van tevoren heeft uitgeschakeld en of hij hiertoe al dan niet een instructie heeft gekregen. De schadevergoeding is nader op te maken bij staat. De kantonrechter wijst het gevorderde voorschot op de schadevergoeding toe.
Rechtbank Noord-Holland, 21-11-2024