Strafrecht. De verdachte wordt veroordeeld voor het medeplegen van poging tot doodslag, waarbij het slachtoffer met een vuurwapen door zijn hoofd is geschoten. Hij krijgt een gevangenisstraf van negen jaar opgelegd met aftrek van voorarrest. Het slachtoffer heeft ernstig letsel opgelopen in de vorm van onder meer schedelfracturen en een forse, blijvende hersenbeschadiging. Hij verblijft in een revalidatiecentrum en is volledig afhankelijk van intensieve zorg. De rechtbank kent € 400.000 toe aan het slachtoffer als vergoeding voor de immateriële schade. Het beroep van de broer van het slachtoffer op de hardheidsclausule ex artikel 6:108 lid 4 sub g BW slaagt niet. Wel krijgt hij € 15.000 toegekend aan shockschade aangezien hij gezien heeft hoe zijn broer door het hoofd werd geschoten en eerste hulp heeft verleend. Dit heeft tot geestelijk letsel geleid. De vriendin van het slachtoffer krijgt ook € 15.000 toegekend aan shockschade. Zij heeft niet gezien hoe het slachtoffer werd neergeschoten, maar heeft wel samen met de broer van het slachtoffer eerste hulp verleend. De kinderen van het slachtoffer krijgen ieder € 17.500 aan vergoeding van affectieschade. De ouders van het slachtoffer krijgen ieder € 15.000, aan vergoeding van affectieschade. Het beroep van de twee andere broers van het slachtoffer op de hardheidsclausule ex artikel 6:108 lid 4 sub g BW slaagt niet.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 31-10-2024