Vervolg hoger beroep van tussenvonnis na verwijzing (Fjordenpaarden-arrest). Het hof stelt dat door de verzekeringnemer, de organisator van de paardenritten, niet aan de voorwaarden van de verhuurclausule werd voldaan, waardoor de verzekeraar in beginsel het recht heeft om zich te beroepen op het ontbreken van polisdekking. De vraag of een beroep op de verhuurclausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, ex artikel 6:248 lid 2 BW beantwoordt het hof ontkennend. Voor de verzekeringnemer was het voldoende duidelijk dat de verhuurclausule onverminderd gold voor een buitenrit op verhuurde paarden. Bij deze verhuurclausule had de verzekeraar een uitgesproken belang. De stelling van de verzekeringnemer dat het ongeval ook plaats had gevonden als er wel was voldaan aan de verhuurclausule is niet vast komen te staan. De verzekeraar heeft een inspectie gedaan bij het bedrijf van de verzekeringnemer, maar toen vonden er nog geen manegeactiviteiten plaats. De verzekeraar kon dus niet weten wat de bedrijfsvoering van de verzekeringnemer inhield waar het activiteiten met paarden betrof. Verder heeft de verzekeraar de verplichting om ervoor te zorgen dat de dekking aansloot op de bedrijfsvoering van de verzekeringnemer niet geschonden.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-11-2024