Strafrecht. Veroordeling (ook) in hoger beroep voor vijf overvallen op tankstations. Grotendeels toewijzing vordering benadeelde partijen, zijnde het tankstation en de overvallen medewerkers. Het hof verwerpt het beroep van verdachte op matiging van de gevorderde immateriële schadevergoeding, daarbij in aanmerking nemend de ernst van het bewezenverklaarde feit, het daardoor veroorzaakte leed bij de betrokkenen en de mate van schuld. Bovendien komt het hof de hoogte van de gevorderde immateriële schade niet onredelijk voor. Daarnaast acht het hof van belang dat verdachte, gelet op zijn betrekkelijk jonge leeftijd, nog voldoende mogelijkheden heeft zijn inkomenspositie te verbeteren. Mede daarom staat het feit dat verdachte onvoldoende draagkracht heeft, niet in de weg aan toewijzing van de schadevergoedingsmaatregel. Toegewezen bedragen aan overvallen medewerkers liggen tussen € 1.060 en € 1.583,20. Toewijzing schadevergoeding aan het tankstation voor € 108,40 voor gestolen rookwaar. Niet-ontvankelijkverklaring van het tankstation ten aanzien van overige posten (dubbele personeelsbezetting na de overval: € 225 / begeleiding overvallen medewerker: € 300), omdat deze niet in het vereiste rechtstreekse verband tot het bewezenverklaarde staan. 'Immers de benadeelde partij lijdt deze schade als werkgever en de werkgever is – anders dan de overvallen medewerker en anders dan de benadeelde partij als eigenaar van de gestolen rookwaren – niet rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit getroffen.'
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 06-03-2017