Bodemprocedure na deelgeschilprocedure. Kettingbotsing met drie voertuigen. De voorste automobiliste stond aanvankelijk te wachten voor een rood verkeerslicht. Toen het verkeerslicht op groen sprong, trok de automobilist op, waarna de motor na enkele meters afsloeg en de auto tot stilstand kwam. Een bestelauto, WAM-verzekerd bij ASR, en een achter de bestelauto rijdende personenauto zijn bij de kettingbotsing betrokken geraakt. ASR heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. In de deelgeschilprocedure heeft de rechtbank het verzoek van de voorste automobiliste, om voor recht te verklaren dat ASR gebonden is aan het neurologisch rapport, specifiek waar het gaat om de vaststelling van de causale relatie dat zij de klachten niet zou hebben ontwikkeld wanneer haar het ongeval niet was overkomen, afgewezen. In de bodemprocedure verschillen partijen van mening over de vraag of bij het ongeval sprake was van één of twee impactmomenten. Het antwoord op deze vraag kan naar het oordeel van de rechtbank echter in het midden blijven. Op basis van het dossier in deze bodemzaak komt de rechtbank namelijk, ook als zij uitgaat van niet één maar van twee impactmomenten, tot het oordeel dat de whiplashgerelateerde klachten en beperkingen in juridische zin niet zijn toe te rekenen aan het ongeval en dat de vorderingen om die reden niet kunnen worden toegewezen. De klachten vormen naar het oordeel van de rechtbank ook niet in alle opzichten een consistent en samenhangend geheel. De conclusie is dat te veel vraagtekens bestaan bij het beeld van moeilijk te objectiveren klachten en het causale verband tussen de klachten en het ongeval.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 15-05-2024