Vrouw is in 2016 een arbeidsongeval overkomen waarvoor haar werkgever aansprakelijk is. Op verzoek van beide partijen is een onderzoek ingesteld door een psychiater die in zijn eindrapport tot de conclusie komt dat sprake is van een medische eindsituatie. Partijen verschillen van mening over de vraag of de schade van de vrouw afgewikkeld dient te worden met een uitkering van een som ineens, zoals de vrouw wenst, of voor een bepaalde periode waarna een nieuwe psychiatrische expertise dient te worden uitgevoerd, zoals de werkgever wenst. De kantonrechter oordeelt dat als uitgangspunt heeft te gelden dat de begroting van nog niet ingetreden schade dient te worden begroot op basis van redelijke verwachtingen van toekomstige ontwikkelingen. De kantonrechter is van oordeel dat het belang van de vrouw bij de keuze om de schade af te wikkelen in de vorm van een som ineens zwaarder weegt dan het belang van de aansprakelijke partij de schade periodiek af te wikkelen op basis van periodieke psychiatrische herexpertises. Het is algemeen bekend dat een lopende letselschadezaak niet bevorderlijk is voor het herstel en dat geldt temeer indien dit gepaard gaat met periodieke psychiatrische herexpertises. Ook bij de aansprakelijke partij is bekend dat de vrouw een kwetsbaar slachtoffer is dat lijdt onder de lange duur van de schadeafwikkeling. Het enkele belang van de aansprakelijke partij, dat niet uit te sluiten is dat in de toekomst een verandering zou kunnen optreden in de psychische gezondheidssituatie van de vrouw, weegt niet op tegen de belangen van de vrouw om te kiezen voor afwikkeling van de schade in de vorm van een som ineens.
Rechtbank Overijssel (Locatie Enschede), 21-05-2024