Werknemer loopt naar eigen zeggen in de uitoefening van zijn werkzaamheden, bestaande uit het legen van zakken zout in een vat, letsel op. De kantonrechter heeft de vorderingen jegens de werkgever afgewezen, vanwege het feit dat door het inroepen van het blokkeringsrecht door de werknemer ten aanzien van het rapport van de orthopedisch chirurg, de als gevolg van het ongeval gestelde verlammingsverschijnselen over de gehele rechterzijde van het lichaam en de gestelde rolstoelgebondenheid niet zijn komen vast te staan. Verder is het causaal verband tussen de gestelde cognitieve klachten en beperkingen en het ongeval niet vast komen te staan. Het hof oordeelt dat sprake is van schending van de waarheidsplicht van artikel 21 Rv en wijst de vorderingen af. De presentatie van de klachten strookt niet met de werkelijkheid en er is geen enkel aanknopingspunt om te kunnen veronderstellen dat de man, zonder de informatie uit het persoonlijk onderzoek, uit eigen vrije wil meer openheid van zaken dan wel nadere nuancering heeft willen geven. Ook indien voorbij wordt gegaan aan het processuele gevolg van artikel 21 Rv, komen de vorderingen alsnog niet voor toewijzing in aanmerking. Het beeld dat naar het oordeel van het hof uit de deskundigenrapporten oprijst is dat de gestelde klachten niet of onvoldoende worden ondersteund door gegevens verkregen na medisch onderzoek.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 20-02-2024