Mishandeling en feitelijke aanranding in een discotheek. De civiele vordering van het slachtoffer is gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 500 aan immateriële schadevergoeding, voor het overige is zij niet-ontvankelijk verklaard. Op grond van artikel 421 lid 4 Sv stelt het slachtoffer hoger beroep in tegen de gedeeltelijke afwijzing van haar vordering. Het hof oordeelt dat naast lichamelijk letsel, het slachtoffer als gevolg van de mishandeling en de aanranding in enige mate psychische schade heeft opgelopen, die kan worden gekwalificeerd als ‘een aantasting in de persoon op andere wijze’. Het hof stelt de immateriële schadevergoeding vast op € 1.250. Voor wat betreft de gevorderde materiële schadevergoeding wordt deze ook in hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, nu artikel 421 lid 4 Sv niet de mogelijkheid biedt om tegen deze beslissing op te komen.
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 28-11-2023