Ongeval tussen een voetganger en een taxibus. In een eerdere deelgeschilprocedure heeft de rechtbank geoordeeld dat de taxibus en de WAM-verzekeraar voor 50% hoofdelijk aansprakelijk zijn ex artikel 185 WVW voor de schade van de voetganger. In hoger beroep vordert de voetganger dat zij voor 100% aansprakelijk zijn voor het ongeval. Net als de rechtbank acht het hof de ernst van de fout van de voetganger vele malen hoger dan die van de bestuurder van de taxibus. De voetganger is overgestoken op een weg waar hij geen voorrang had terwijl hij zag dat de bestuurder met hoge snelheid de oversteekplaats naderde. Anderzijds had de bestuurder van de taxibus meer moeten anticiperen dan hij had gedaan door het gas los te laten, de cruisecontrol uit te zetten en zijn voet bij de rem te zetten. Het hof komt niet uit op een hogere vergoedingsplicht dan de erkende 50%. De billijkheidscorrectie van artikel 6:101 BW kan meebrengen dat de verplichting om de in artikel 6:96 lid 2 BW bedoelde kosten te vergoeden, niet of niet in gelijke mate als de primaire schadevergoedingsplicht wordt verminderd en volgens het hof geldt deze regel ook voor de kosten van het deelgeschil. De omstandigheden van deze zaak maken dat de kosten van het deelgeschil, conform het geldend uitgangspunt, in deze zaak voor 50% moeten worden gedragen door de aansprakelijke partij.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 02-01-2024