Werknemer valt van een trap tijdens het plaatsen van buitenjaloezieën bij een supermarkt. Volgens de rechtbank heeft de werkgever voldoende aan haar zorgplicht voldaan, nu het ongeval is gemeld bij de Arbeidsinspectie, de trap geschikt was voor de te uit te voeren werkzaamheden en de trap geen gebreken vertoonde. De werknemer is niet geslaagd in het leveren van tegenbewijs. Hij heeft slechts gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat de trap geen gebreken vertoonde omdat hij bij een goed functionerende trap niet zou zijn gevallen. Dat de trap daadwerkelijk gebreken vertoonde is echter niet gesteld of gebleken. Geen aansprakelijkheid ex artikel 7:658 BW.

Voorlopig deskundigenbericht. Als onderdeel van een gendertransitietraject zijn bij een patiënt aangezichtoperaties verricht. De patiënt verwijt het ziekenhuis dat zij niet is geïnformeerd over de uit te voeren ‘cat eye operatie’ en dat zij als gevolg van medisch onzorgvuldig handelen een zenuwbeschadiging heeft opgelopen. De rechtbank beveelt een onderzoek door een deskundige.

Strafrecht. Veroordeling voor medeplegen zware mishandeling. De partner van het slachtoffer voegt zich als benadeelde partij en vordert shockschade. De rechtbank kent een bedrag van € 2500 aan shockschadevergoeding toe, nu de partner direct bij binnenkomst in hun woning het slachtoffer toegetakeld en ingetapet aantrof. Dit was een onverhoedse confrontatie volgens de rechtbank.

Strafrecht. Veroordeling voor moord. Aan de ouders wordt een bedrag van € 17.500 aan affectieschadevergoeding toegewezen. De ex-partner van het slachtoffer doet een beroep op de hardheidsclausule ex artikel 6:108 lid 4 BW. Dat het slachtoffer en de ex-partner een vriendschapsrelatie hadden is onvoldoende voor een geslaagd beroep op de hardheidsclausule.

Strafrecht. Veroordeling voor moord (OVAR). Het beroep op de hardheidsclausule ex artikel 6:108 lid 4 BW door de zussen, broer en stiefmoeders van het slachtoffer slaagt niet, omdat volgens het hof niet is gebleken dat (een van) die relaties ten tijde van de dood van het slachtoffer zo nauw was dat een geslaagd beroep hierop kan worden gedaan.

Twee personen zijn ieder in een apart strafvonnis veroordeeld voor poging zware mishandeling en openlijke geweldpleging. In deze civiele procedure vordert het slachtoffer vergoeding van immateriële schade op grond van artikel 6:162 BW en artikel 6:166 BW. De rechtbank beoordeelt verschillende schadeposten welke vergoedingen deels worden toegewezen. Het slachtoffer heeft zowel lichamelijk als psychisch letsel ondervonden als gevolg van de gedragingen en daarom acht de rechtbank een smartengeldvergoeding van € 1500 passend. Aangezien in de strafzaak € 1000 is toegewezen, is in aanvulling daarop in deze procedure een bedrag van € 500 toewijsbaar.

Deelgeschil. Man neemt duik in ondiep water en loopt als gevolg daarvan een dwarslaesie op. Na toetsing aan de Kelderluik-criteria oordeelt de rechtbank dat de zorgplicht door het Limburgs Landschap is geschonden. Onder andere is nagelaten geen waarschuwingsborden voor het ondiepe water te plaatsen, terwijl het water als onofficiële zwemlocatie werd gebruikt en er veel jongeren vertoefden. De rechtbank oordeelt dat de man 50% eigen schuld heeft aan het ongeval, omdat hij heeft nagelaten te kijken hoe diep het water was. Toepassing van de billijkheidscorrectie leidt ertoe dat de aansprakelijkheid van het Landschap op 80% wordt vastgesteld, waarbij de aard en ernst van het blijvende letsel en de jonge leeftijd in acht worden genomen.

Tussenvonnis. Werkneemster stelt haar werkgever aansprakelijk voor haar astma die zij stelt te hebben opgelopen door overmatige blootstelling aan (verbouwings)stof. De rechtbank is van oordeel dat de relatie tussen de aandoening en de werkomstandigheden nog onvoldoende duidelijk is en gelast een deskundigenbericht.

Verkeersongeval tussen twee automobilisten, als gevolg waarvan de bestuurder van de voorste auto veel lichamelijke (pijn)klachten en aandachts- en concentratieproblemen ervaart. Benoeming psychiater en neuroloog ter zake van het causaal verband van klachten na een achteropaanrijding. De gestelde lage impact door de verzekeraar vormt geen grond voor afwijzing van het voorlopige deskundigenbericht. Verzekeraar moet het voorschot deponeren.

Werkneemster was als passagier onderweg naar haar werkplek in een door de werkgever gehuurde bus die werd bestuurd door een collega. Om onbekende redenen raakt de bus van de weg, als gevolg waarvan de werkneemster schade heeft opgelopen. De werkneemster stelt haar werkgever aansprakelijk voor de schade ex artikel 7:658 BW, dan wel artikel 6:170 of 6:171 BW. Het hof oordeelt dat bewijslevering dient plaats te vinden alvorens kan worden beslist op de vorderingen. Voordat het hof die gelegenheid geeft, zal eerst geprobeerd worden een schikking tussen partijen tot stand te brengen.