Strafrecht. Veroordeling voor poging tot doodslag op twee studenten tijdens Koningsnacht 2016. Vrijspraak ten aanzien van een derde slachtoffer van de steekpartij, die om die reden niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering benadeelde partij. De andere twee slachtoffers vorderen materiële en immateriële schade. Slachtoffer 1 vordert € 22.500 aan immateriële schade en € 7.259,68 voor materiële schade (voor reis- en parkeerkosten, kledingschade, medische kosten en vergoeding van collegegeld). De rechtbank wijst € 20.000 aan immateriële schade toe, met inachtneming van onder andere de ernst van het feit en de aard van de verwondingen. De rechtbank wijst de gevorderde reiskosten in hoger beroep af (€ 48,36), maar wijst de gevorderde materiële schade voor het overige toe. Slachtoffer 2 heeft € 21.674,72 gevorderd, waarvan € 20.000 aan immateriële schade, welk bedrag ook is toegewezen eveneens met inachtneming van de ernst van het feit en de aard van de verwondingen. Ook de gevorderde materiële schade, die ziet op reis- en parkeerkosten, kledingschade en medische kosten, wordt in hoger beroep toegewezen met uitzondering van € 48,36 aan reiskosten.
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 07-04-2017