Deelgeschil over de hoogte van het smartengeld na ongeval, waarbij fietsster is aangereden door automobilist en daarbij onder meer ernstige nierschade heeft opgelopen die heeft geleid tot verwijdering van een nier. De fietsster verzoekt de kantonrechter om haar een aanvullend bedrag van € 15.000 aan smartengeld toe te kennen, bovenop het reeds betaalde bedrag van € 20.000. De aansprakelijke verzekeraar verzet zich tegen dit verzoek. De kantonrechter oordeelt dat, gelet op de maatschappelijke ontwikkelingen in Nederland die een verhoging van het smartengeld rechtvaardigen en de ontwikkeling die de jurisprudentie laat zien, het redelijk is bij het bepalen van de hoogte van het smartengeld, ook acht te slaan op de consultatieversie van de ‘Rotterdamse Schaal’, een ordening van smartengeldbedragen bij letsel en andere persoonsaantastingen. In de Rotterdamse Schaal zijn voor wat betreft nierschade factoren als littekenvorming, weerslag op werk, levenskwaliteit en vrijetijdsbesteding, het sociale leven en relaties inbegrepen. De door de fietsster gestelde omstandigheden kunnen hieronder geschaard worden. Dat alles overziend vindt de kantonrechter een bedrag van € 28.000 aan smartengeld redelijk, zodat een bedrag van (aanvullend) € 8.000 wordt toegewezen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Bergen op Zoom), 09-04-2025