Naar boven ↑
7.999 resultaten

Rechtspraak

PS 2025-0217

Deelgeschil. De man is met zijn scooter frontaal in botsing gekomen met een andere scooter. De man is hierbij gewond geraakt en heeft hierdoor schade geleden. De verzekeraar van de scooter heeft aansprakelijkheid erkend, maar vindt dat hij niet meer dan 50% van de schade van de man hoeft te vergoeden. De man heeft volgens de verzekeraar eigen schuld aan het ongeval. De man is het daar niet mee eens en wil zijn schade volledig vergoed krijgen. De verzekeraar stelt als eerste dat de man ten tijde van het ongeval te snel reed. De rechtbank oordeelt dat uit het onderzoek van een deskundige niet anders kan worden geconcludeerd dat beide partijen rond de 30-35 km/h hebben gereden en dat de scooter van de man niet was opgevoerd. Op het punt van de snelheid waarmee gereden is, hebben de man en bestuurder een gelijk aandeel in het ontstaan van het ongeval. Er is op het punt van de snelheid niet aan de een of aan de ander een groter verwijt te maken. Daarbij voert de verzekeraar nog aan dat de man in het midden van de weg reed en stelt dat het ongeval niet gebeurd zou zijn indien de man uiterst rechts had gereden. Naar het oordeel van de rechtbank is de botsing grotendeels het gevolg van het rijgedrag van de man. De man reed op zijn eigen weghelft en is vlak voor de botsing in het midden van de weg komen te rijden, waar hij (rechts) op zijn eigen weghelft had moeten blijven. De causale bijdrage van de man aan het ontstaan van het ongeval is kleiner, maar niet afwezig. Indien de man rechts op zijn eigen weghelft had gereden, had het ongeval mogelijk voorkomen kunnen worden. De man hoefde weliswaar de onverwachte manoeuvre van de andere scooter naar het midden van het fietspad niet te verwachten, maar gelet op de omstandigheden (donker, nat wegdek, een bocht in het fietspad) en het feit dat hij de andere scooter zag aankomen (zo heeft hij verklaard op de zitting), had verwacht mogen worden dat de man anticiperend op het passeren van de andere scooter geheel rechts was gaan rijden. De rechtbank bepaalt de eigen schuld van de man op een percentage van 20%. Het ongeval is voor 80% aan de andere scooter toe te rekenen. Het beroep op de billijkheidscorrectie slaagt niet; mede omdat ten aanzien van de ernst van het letsel te weinig is gesteld.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Middelburg), 03-04-2025

Rechtspraak

PS 2025-0214

Deelgeschil. Bestuurder heeft op 13 juli 2019 een verkeersongeval gehad met zijn motor. Hij heeft daar ernstig letsel aan overgehouden. In deze deelgeschilprocedure verzoekt hij de rechtbank vast te stellen dat het Waarborgfonds, dan wel een in Ierland gevestigde verzekeraar aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval en zijn schade moet vergoeden. De rechtbank wijst het verzoek van de bestuurder af. De reden daarvoor is dat de rechtbank het verzoek in strijd acht met de goede procesorde. De bestuurder heeft namelijk al eerder een dagvaardingsprocedure gestart waarin de vordering gelijk is aan het verzoek in dit deelgeschil. Die zaak is op de parkeerrol geplaatst in afwachting van het houden van voorlopige getuigenverhoren. De rechtbank acht het verzoek in het deelgeschil in strijd met het doel van de deelgeschilprocedure omdat niet is gebleken dat de verzochte beslissing kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Omdat er al een dagvaardingsprocedure is opgestart acht de rechtbank het niet waarschijnlijk dat de onderhandelingen tussen partijen zullen worden opgestart/voortgezet nadat de rechtbank in het deelgeschil een beslissing heeft genomen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een beslissing op het verzoek in dit deelgeschil de dagvaardingsprocedure onnodig doorkruist. Bij een beslissing van de rechtbank in dit deelgeschil over de aansprakelijkheidsvraag wordt partijen de mogelijkheid ontnomen om dit geschilpunt in de dagvaardingsprocedure aan de rechtbank voor te leggen. Dit terwijl gedaagde partijen in de dagvaardingsprocedure nog geen antwoord hebben genomen naar aanleiding van de dagvaarding. In tegenstelling tot wat de bestuurder stelt, worden gedaagde partijen in de dagvaardingszaak daardoor benadeeld in hun juridische positie. Daarbij komt dat het de rechtbank niet duidelijk is geworden welk belang de bestuurder heeft indien zijn verzoek enkel in een deelgeschil wordt behandeld en niet in de dagvaardingsprocedure.
Rechtbank Noord-Holland, 25-03-2025

Rechtspraak

PS 2025-0209

Verzoek voorlopig deskundigenbericht. Verzoek tot benoemen verzekeringsgeneeskundige afgewezen. Deskundigenbericht kan partijen onvoldoende opleveren gelet op de discussie over het causaal verband. In 2016 is een bestuurder van een auto van achteren aangereden. De WAM-verzekeraar van de auto die de bestuurder heeft aangereden heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend. De bestuurder stelt dat hij pijnklachten aan zijn nek heeft en cognitieve problemen ervaart. De verzekeraar betwist het causaal verband tussen de gestelde klachten en het ongeval. De bestuurder verzoekt de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht te gelasten met benoeming van een verzekeringsgeneeskundige. Dit deskundigenonderzoek is volgens hem nodig om opheldering te krijgen over de actuele beperkingen en daarmee gepaard gaande belastbaarheid, zodat de mate van blijvende invaliditeit en de daarmee gepaard gaande schade kan worden bepaald. Er zijn al eerdere rapporten opgemaakt. De kantonrechter overweegt dat partijen het eens zijn dat op basis van die rapporten de causaliteitsvraag moet worden beantwoord, maar dat partijen lijnrecht tegenover elkaar staan voor wat betreft de interpretatie van die rapporten. De procedure tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht is niet de aangewezen procedure om te beoordelen wat uit de rapporten blijkt en om de discussie tussen partijen over het causaal verband te beslechten. Naar het oordeel van de rechtbank moet eerst die discussie worden beslecht voordat een verzekeringsarts kan worden benoemd. Indien immers het deskundigenbericht wordt gelast zonder dat voornoemde discussie is beslecht, dan zal dit leiden tot een rapport dat (mogelijk) uitgaat van te veel klachten en beperkingen veroorzaakt door het ongeval. Het deskundigenbericht biedt daarmee geen mogelijkheid tot het verkrijgen van zekerheid over de causaliteitsvraag en – in het verlengde daarvan – de omvang van de schade, zodat aan de hand daarvan onvoldoende inschatting kan worden gemaakt van de proceskansen. Dit onderzoek zal partijen dan ook onvoldoende opleveren. De kantonrechter wijst het verzoek af.
Rechtbank Gelderland, 19-03-2025