Strafrecht. Vaarongeval tussen twee snelle motorboten. Verdachte is bestuurder van een van de boten. Medeverdachte 1 en vader van de man die bij het ongeval is overleden was feitelijk bestuurder van de andere boot. Bewezenverklaring dood door schuld en zwaar lichamelijk letsel door schuld. De zoon van de medeverdachte 1 is overleden door het ongeval en zijn vriendin heeft aan het ongeval zeer ernstig blijvend letsel opgelopen (o.a. locked-in-syndroom). De vader, moeder en broer van de overledene hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces, evenals de vriendin van de overledene en haar tweelingbroer, pleegmoeder en pleegvader. Ook de schipper (tevens medeverdachte 2) van de boot waar onder andere de vader zich op bevond heeft zich gevoegd. De vader van de overledene komt shockschade en affectieschade toe, maar doordat de vader deels schuld heeft aan het ongeval wordt dit bedrag verminderd tot € 20.000. De vordering wegens schokschade van de moeder en de broer van de overledene worden niet-ontvankelijk verklaard. Zij hebben onvoldoende gesteld, althans aannemelijk gemaakt. Affectieschade wordt aan de moeder toegewezen, maar een beroep op de hardheidsclausule door de broer wordt afgewezen. Aan hem wordt geen affectieschade toegewezen. De vriendin van de overledene heeft ernstig letsel opgelopen. Er is sprake van een locked-in-syndroom en zij heeft 24 uurszorg nodig. Zij heeft € 450.000 immateriële schade gevorderd; de rechtbank wijst € 300.000 toe. De vordering ten titel van verlies van verdienvermogen wordt niet-ontvankelijk verklaard omdat de behandeling ervan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De tweelingbroer van de vriendin van de overledene doet met succes een beroep op de hardheidsclausule vanwege bijzondere omstandigheden. Zo zijn broer en zus tijdens de geboorte afgestaan en hebben zij in hun jeugd veel meegemaakt. Voorafgaande aan het ongeval was het slachtoffer (zorg)coach van de broer en is de broer na het ongeval een van de mentoren geworden van de zus. Zowel aan de tweelingbroer als aan de pleegouders wordt affectieschade toegekend. De vordering (immateriële schade) van medeverdachte 2 wordt afgewezen. Onvoldoende gesteld en aannemelijk gemaakt dat sprake is van aantasting in de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW.
Rechtbank Limburg (Locatie Roermond), 14-02-2025