Naar boven ↑
7.772 resultaten

Rechtspraak

PS 2024-0549

Deelgeschil. Een pedagogisch medewerker van een zorginstelling voor onder andere geestelijke gezondheidszorg heeft in 2016 het lichaam van een bewoner aangetroffen nadat deze bewoner suïcide had gepleegd. Samen met een collega heeft hij de bewoner nog geprobeerd te reanimeren. De medewerker is in 2018 gestopt met zijn werkzaamheden en is gediagnosticeerd met onder meer PTSS. In 2020 heeft hij de zorginstelling aansprakelijk gesteld wegens schending van de op haar rustende zorgplicht in de zin van artikel 7:658 BW waardoor zij gehouden is om de materiële en immateriële schade die hij heeft geleden en nog zal lijden door het incident te vergoeden. De zorginstelling voert primair aan dat de medewerker niet heeft aangetoond dat hij schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden en dat de zaak daarom niet geschikt is voor de deelgeschilprocedure. Subsidiair voert de zorgstelling aan dat zij aan de op haar rustende zorgplicht heeft voldaan. De rechtbank acht de zaak wel geschikt voor een deelgeschilprocedure. Nadere bewijsvoering is niet nodig. Volgens de rechtbank is voldoende vast te komen staan dat de medewerker schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden en oordeelt dat de zorginstelling niet voldaan heeft aan de op haar rustende zorgplicht. De medewerkers van de zorginstelling waren onvoldoende toegerust om met de problematiek van suïcidale jongeren om te gaan aangezien het suïcidepreventiebeleid niet op orde was en het ontbrak aan de passende scholing. Verder heeft de zorginstelling in de periode na de suïcide van de bewoner onvoldoende toegezien op het welzijn van de medewerker. De zorginstelling is aansprakelijk voor de schade die het gevolg is van het incident.
Rechtbank Gelderland, 21-03-2023