Naar boven ↑
7.772 resultaten

Rechtspraak

PS 2024-0539

Bij vonnis van 25 april 2023 heeft deze rechtbank voor recht verklaard dat de Staat jegens verzoekers onrechtmatig heeft gehandeld met betrekking tot de vaststellingsbesluiten en de terugvorderingsbesluiten van de kinderopvangtoeslag. Verzoekers hebben in deze procedure bevestigd dat zij weloverwogen de keuze hebben gemaakt om de door hen geleden schade via de civielrechtelijke weg te verhalen en dat zij geen gebruik wensen te maken van het bestuursrechtelijke compensatietraject. Verzoekers zijn het vertrouwen kwijt in door de Staat ingeschakelde schade-expert en willen hun schade laten inventariseren door een onafhankelijke deskundige. Verzoekers vragen om een voorlopig deskundigenbericht met benoeming van een psychiater en een arbeidsdeskundige. De Staat voert hiertegen verweer. De rechtbank is van oordeel dat de ouders, slachtoffers van de toeslagaffaire, voldoende concrete feiten hebben gesteld die een toewijzing van het verzoek voor henzelf kunnen rechtvaardigen. Wel wordt eerst een psychiater benoemd en daarna een arbeidsdeskundige. Hoewel (nog) niet vaststaat dat de Staat ook onrechtmatig heeft gehandeld jegens de kinderen wijst de rechtbank het verzoek tot het benoemen van een psychiater toe. Het verzoek tot het benoemen van een arbeidsdeskundige is voorbarig en niet doelmatig en wordt dus afgewezen. De rechtbank formuleert een vraagstelling en laat partijen toe zich uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige.
Rechtbank Overijssel (Locatie Almelo), 11-11-2024

Rechtspraak

PS 2024-0537

Mensenrechten. BNNVARA heeft een uitzending gemaakt waarbij aandacht wordt besteed aan de rol van meneer en mevrouw, bij het ontduiken van sancties tegen Iran. Zij stellen zich op het standpunt dat door de uitzending hun eer en goede naam zijn aangetast, wat onrechtmatig is, en dat hun recht op eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer in de gegeven omstandigheden zwaarder moet wegen dan het recht van BNNVARA op vrijheid van meningsuiting. Zij vorderen daarom een verbod op de uitzending. Dit gevorderde verbod beperkt het recht op vrije meningsuiting van BNNVARA. Daarmee gaat het in deze zaak om een botsing tussen twee gelijkwaardige grondrechten. Bij de beantwoording van de vraag welk recht zwaarder weegt, moeten de wederzijdse belangen worden afgewogen. De inbreuk op het andere recht moet daarnaast ook voldoen aan de noodzakelijkheidstoets van artikel 8 lid 2 EVRM dan wel artikel 10 lid 2 EVRM. Bij de belangenafweging dient gekeken te worden naar de omstandighedencatalogus. Het hof stelt op basis van het feitenmateriaal vast dat de rol van de man en vrouw bij de sanctieontduiking veel beperkter was dan de rol die BNNVARA stelt. Daarbij betrekt het hof het gezag van BNNVARA als onderzoeksprogramma. Dit leidt tot de conclusie dat het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en bescherming van de eer en goede naam in dit geval zwaarder weegt dan het eveneens zwaarwegende belang van BNNVARA. Het hof gebiedt BNNVARA de uitzending offline te halen en te houden.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 19-11-2024